47 schakelen. Tegenover deze geringe kostenbesparing staat het gemis aan de breede ontwikkeling. Bij het vaststellen van de juiste verhouding tusschen de personeelssterkte van landmeters en veldassistenten moeten wij ons allereerst afvragen, op welk ar beidsveld deze laatsten zich zullen bewegen. Spr. ziet dit arbeidsveld vooral lig gen bij de hermetingswerkzaamheden. Het door de commissie genoemde aantal van 202 landmeters zal in de toekomst wel iets kunnen dalen, bijv. tot ongeveer 170. Per bureau zijn ten minste 2 landmeters noodig. Er is behoefte aan leiding van het assisteerend personeel ten kantore en te velde. Dit- aantal van 2 landmeters moet als een minimum worden gezien, ook in geval van afwezigheid door ziekte van het hoofd van het bureau. Aan de bureaux voor B.L.W. zijn 2 landmeters werkzaam. Bij den ruilverkave- lingsdienst liggen de personeelsverhoudingen tengevolge van den aard der werk zaamheden geheel anders. De landmeter-deskundige wordt ingevolge de ruilver- kavelingswet aangewezen om bijstand te verleenen aan de plaatselijke commissie voor één of meer ruilverkavelingsblokken en is als zoodanig niet te vervangen door de veldassistenten. De personeelsverhouding aan de ruilverkavelingsbureaux is ongeveer als volgt: aantal landmeters: aantal veldassistenten: aantal teekenaars als 1:1:1. Bij den bijhoudingsdienst in de niet-hermeten gebieden is slechts in beperkte mate plaats voor veldassistenten. Het publiek heeft er behoefte aan den volledig deskundigen landmeter te kunnen raadplegen. Lager dan een aantal van 170 landmeters zullen we dus voorloopig niet komen. Een aanzienlijke kostenbesparing zal, door het laten verrichten van een deel van het werk van de landmeters door de veldassistenten, niet worden verkregen, daar de kosten per velddag met de uitgaven voor de loonen van de meetarbeiders en de reis- en verblijfkosten belast blijven. In beginsel kan spr. zich wel vereenigen met den heer Moor, doch niet met de door hem genoemde verhouding van 1 5. Met de opvatting van den heer Moor, dat het Kadaster niet bij het Ministerie van Financiën thuis hoort, kan spr. ook niet meegaan. Men moet niet uit het oog verliezen, dat de kapitalen, belegd in gronden, gebouwen en hypotheken, gezamenlijk de helft van het nationale vermogen uitmaken, en dat het Ministerie van Financiën uit fiscale overwegingen bezwaren zal maken om een dienst ais het Kadaster, welke ten nauwste met deze zaken is verbonden, naar een ander Ministerie te doen overgaan. Om 12 u. 45 schorst de Voorzitter de vergadering om de leden in de gelegenheid te stellen nieuwe krachten op te doen. Na de heropening om 13 u. 45 verleent de Voorzitter allereerst het woord aan den heer Kramer, die zijn instemming betuigt met dat gedeelte van het rapport waarin sprake is van de saamhoorigheid van den administratieven en den landmeetkundigen dienst. Men zou kunnen spreken van een Siameesche tweeling, doch deze beeldspraak gaat niet geheel op. De te nauwe verbondenheid van de Siameesche tweeling belemmerde de bewegingsvrijheid van de samengegroeide personen. De bovengenoemde diensten vormen een eenheid en deze kan niet zon- "der gevaar worden verstoord. De heer Houben is van meening, dat er bij de verschillende takken van dienst steeds veldwerkzaamheden zullen zijn, die speciaal door de landmeters moeten worden uitgevoerd. Met de afdeeling Groningen-Drenthe is spr. van meening, dat de voorgestelde titulatuur in het rapport van de studiecommissie een gezwollen indruk maakt. De Voorzitter constateert, dat er geen kritiek is gekomen op de groote lijnen: eenheid en zelfstandigheid. Als ideaal willen wij stellen een zelfstandigen dienst. Een mogelijke instelling van een zelfstandige afdeeling kunnen wij met blijdschap begroeten en zien als een eersten stap in de richting van ons ideaal. Spr. ziet als taak van het Kadaster in Nederland de zorg voor goede kaarten, aangesloten aan het net van de Rijksdriehoeksmeting, waarop in de eerste plaats de vaste punten, de eigendomsgrenzen en de hoofdgebouwen nauwkeurig zijn voorgesteld. Dit is op zichzelf reeds een groote taak voor het Kadaster. Daar naast is plaats voor werk voor andere diensten.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 47