51 den Provincialen Planologischen Dienst der Provincie Noord-Brabant voor het houden van zijn inleiding over „Planologie, Stedebouw en Landmeten"Zie blz. 27. De heer Scheffer merkt op, dat in oude tijden het beroep van landmeter en stedebouwkundige vaak samenging. Na 1830 heeft de landmeter zich uit den stedebouw teruggetrokken en zich gespecialiseerd in de landmeetkunde. Spr. is verheugd, dat de inleider ook een taak voor de landmeters ziet bij den stedebouw en ziet daarvoor mogelijkheden bij den wederopbouw en de verfraaiing van ons land. De landmeter bezit bovendien zeer groote terreinkennis en kan deze voor dit doel dienstbaar maken. De heer G o v e r s merkt op, dat in de streekplancommissies vele deskundigen zitten, doch dat de landmeter daarin ontbreekt. De landmeters bij den ruilverkavelingsdienst zijn ten nauwste betrokken bij de ruimtelijke ordening. Daarom rijst de vraag of het niet gewenscht is landmeters in dergl. commissies op te nemen. De heer J. R. P. Bakker vraagt of de tweede titel van de Ruilverkavelings- wet 1938 geen uitkomst biedt voor de moeilijkheden die de inleider noemde bij de uitvoering van openbare werken. De heer W. Smit Jr. vestigt de aandacht van den inleider op de mogelijk heden die de fotografische reproductie-inrichting van het Kadaster te Amsterdam biedt voor verstrekking van fotokopieën van kadastrale kaarten op de schaal van bijv. 1 10.000, aaneengesloten tot een geheel, door fotografische verkleining van deze plans. De heer Ir Buskens constateert dat de heer Scheffer het met hem eens ;s. Vroeger waren vele functies in één persoon vereenigd. De tegenwoordige tijd vraagt meer specialisatie. Door samenwerking moeten wij nu bereiken wat vroe ger ontstond door het werk van één persoon. Naar aanleiding van de opmerking van den heer Govers merkt spr. op, dat de landmeters nuttig werk kunnen verrichten bij de concrete realiseering van de plannen der streekplancommissies. Nu het arbeidsveld van deze commissies nog nieuw en vaag is, acht spr. het wenschelijk den landmeter op te nemen in dergl. commissies. Wat betreft de opmerking van den heer Bakker zegt spr. dat vrijwillige samen werking theoretisch goed mogelijk is, doch helaas is bij onteigening de stemming bij de eigenaren niet zoo gemoedelijk en heeft de1 Overheid behoefte aan een stok achter de deur. Den heer Smit is spr. dankbaar voor zijn raadgeving. De Voorzitter dankt den heer Buskens voor het gebodene. Spr. noemt de inleiding zeer interessant. Nieuwe perspectieven werden geopend op technisch, planologisch en economisch gebied. 1. Rondvraag. De heer L. Marstboom, sprekende namens de Belgische Unie van Meet- kundigen-Schatters van onroerende goederen, is verheugd, dat hij namens deze jonge Unie hier kan spreken. De totstandkoming van deze Unie was niet zoo gemakkelijk door de twee talen in België en het individualisme per gewest en gemeente. Als Vlaamschtalig secretaris is speker naar Utrecht gekomen in opdracht van den Voorzitter, den heer Beniest, om de hartelijke groeten over te brengen aan alle Nederlandsche confraters. Spr. brengt een woord van hulde voor het hooge peil, waarop de vergadering stond. Applaus. De Voorzitter dankt voor de woorden van den heer Marstboom en hoopt, dat door de oprichting van de Belgische Unie de band met onze vereeni- ging nog sterker zal worden. Onze Belgische collega's zullen welkom zijn op onze vergaderingen. Spr. ver zoekt zijn dank over te brengen aan den heer Beniest voor zijn groeten. Applaus. Om 16 u. 45 sluit de Voorzitter de vergadering. Utrecht, December 1946. De Secretaris, J. F. ILShN.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 51