58 recht mag beklagen. Het kan zijn, dat deze benadeeling in vele landelijke gemeenten slechts theoretisch bestaat; niets zou echter toepassing van dezelfde handelwijze beletten aan de omtrekken van groeiende plaatsen, waar het nadeel terdege zou bestaan. Deze ambtelijke wetsontduiking gaf den betrokken eigenaar ech ter niet veel reden tot klagen. Krachtens art. 14 kon hij immers grond terugeischen van gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming en bij voorkeur denzelfden grond. Wel moest hij ook in de ruil- verkavelingskosten bijdragen, doch slechts in evenredigheid met de betrekkelijk lage agrarische waarde van zijn terrein, en daar stond tegenover dat ligging en vorm daarvan er zoo noodig beter op werd en dat de waarde er van toenam door de nabijheid van beter ont- ginbare landbouwgronden en goede wegen. In plaats van deze onschadelijke wetsontduiking kwam nu in 1941 een schadelijke wetstoepassing. Volgens deze mocht immers alleen in het blok worden opgenomen dat wat noodig was voor de aan sluiting. Nergens in de Ruilverkavelingswet staat te lezen dat de blokgrenzen alleen langs perceelgrenzen mogen verloopen. Wan neer dus het nieuwe tweede lid uitzondering van het opnemings verbod van bouwterreinen enz. mogelijk maakte, indien zulks met het oog op de aansluiting van wegen enz. noodzakelijk was, dan beteekende dat volgens mij dat alleen de voor die aansluitende wegen enz. benoodigde grond mocht worden opgenomen, te meer omdat een als uitzondering omschreven bepaling strikt moet wor den toegepast. Opneming van de rest van het perceel was niet noodzakelijk voor die aansluiting van wegen enz., doch veeleer in het belang van den rechthebbende. Dit overige moest er dus buiten blijven, hoe ongunstig vorm en ligging ook werden en zonder vergoeding voor deze waardevermin dering. Nergens in de wet is immers de bevoegdheid toegekend de rechten op buiten het blok blijvende onroerende goederen te re gelen of wegens waardevermindering dier rechten een schadever goeding toe te kennen. Ook zou het dikwijls niet mogelijk zijn den nieuwen kavel behoorlijk te doen aansluiten aan het buiten het blok geblerven stuk. De ruilverkaveling had dan zeer averechts versnippering in uiteenliggende, toevallig gevormde, stukken in de hand gewerkt, hetgeen iets anders is dan verkaveling in aaneenslui tende, naar ligging en grootte doelmatig gevormde kavels. Bovendien werd den eigenaar door de wijziging van artikel 14 zijn strikt recht op toedeeling van grond van gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming ontnomen. Doordat bij ruilverkavelingen alleen de agrarische waarde geschat wordt, moest hij desnoods ge noegen nemen met landbouwgrond die dezelfde agrarische waarde heeft als zijn inbreng min de evenredige grondbijdrage voor wegen en waterloopen) doch mogelijk weinig of geen waarde als bouwter rein. In bijzondere gevallen kon hij zelfs volgens het nieuwe artikel 12, vierde lid, afgescheept worden met betaling in geld van die agrarische waarde van zijn bouwterrein, ook hier hoewel hij geen belang meer bij de ruilverkaveling houdt na aftrek van genoemde grondbijdrage. Deze afkoop in geld was alleen dan niet mogelijk

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1947 | | pagina 58