59
indien daardoor de levensvatbaarheid van zijn bedrijf van bouw
terreinexploitant in gevaar wordt gebracht of de bedrijfsstructuur
daarvan wertk veranderd. De kleine bouwterreinexploitanten zoo
die er zijn hadden dus nog een kans!
Nu moge het waar zijn, dat de ruilverkavelingsorganen het in
handen hebben den getroffen eigenaar op een of andere wijze toch
tegemoet te komen, mijn grief geldt het hem onthouden van eenig
recht daarop en van de mogelijkheid van beklag bij de rechterlijke
macht wegens schending daarvan. Op deze wijze maakt men het
eigendomsrecht geheel afhankelijk van ambtelijke welwillendheid,
hetgeen m.i. niet ten goede kan komen aan de rechtszekerheid van
den eigendom noch aan het vertrouwen in het instituut der ruil
verkaveling, dat juist ten doel moet hebben den grondeigendom in
zijn nut en daarmede in zijn bestaansrecht te verstevigen.
Dit alles is niet toevallig, maar een wezenlijk gevolg van het feit,
dat de Ruilverkavelingswet ook in haar schattingsstelsel volstrekt
eenzijdig agrarisch is opgezet en desondanks nu toegepast werd op
niet-agrarischen grond.
,,Dus geen ruilverkaveling van bouwterrein?" hoor ik U op den
titel terugvragen. Integendeel, „ruilverkaveling over de heele lijn"
luidt mijn antwoord,
Is ruilverkaveling dan geen specifieke landbouwaangelegenheid?
Het uitblijven van ruilverkaveling van bouwterrein wordt met deze
opmerking; wel eens verklaard. Het specifieke van ruilverkaveling
zit echter in den grond als bodemvlak, ongeacht het gebruik, waar
van zij de ondoelmatige verdeeling langs juridischen weg door een
betere beoogt te vervangen. De grond' nu pleegt behalve voor land
bouw ook nog voor andere doeleinden o.a. voor stedebouw en
voor inrichtingen van handel en nijverheid gebruikt te worden
en de verkeerde verdeeling vormt ook daarvoor in hooge mate een
belemmering. Evenals b.v. onteigening is ruilverkaveling dus een
specifieke correctie op het private eigendomsrecht op den grond
in het algemeen.
Def behoefte aan ruilverkaveling is in ons land dan ook niet al
leen in agrarische, maar tevens in stedebouwkundige kringen - en
wel nagenoeg gelijktijdig opgekomen en verder ontwikkeld. Drie
jaren nadat Ir De Koning de ruilverkaveling in eerstgenoemde
kringen aan de orde had gebracht (Rechtsgeleerd Magazijn 1892
blz. 243) deed Prof. Valckenier Kips dit voor de stedebouwers
(Rechtsgeleerd Magazijn 1896 blz. 36—97 naar aanleiding van
wetsvoorstel-Adr'cfces)Behalve in talrijke tijdschriftartikels (o.a.
laatstelijk zeer uitvoerig met uitgebreide literatuurlijst: Mr H.
Jonas in dit tijdschrift 1941 blz. 3—41) werd stedelijke ruilver
kaveling voorgesteld: 1900 in een proefschrift van H. F. H. Wil
brink Hoitsema (Uitbreiding en verbetering van steden, Utrecht
1900), 1908 in praeadviezen met wetsontwerp der Vereeniging
voor Staathuishoudkunde en Statistiek 's-Gravenhage 1908, met
name door de praeadviseurs Mrs Nieboer en Valckenier Kips), toen
het rapport met voorstel (agrarische) ruilverkavelingswet der com
missie „Ontginning" dus op verschijnen stond, 1914 in een lijvige