71
J. H. J.
stelsel gelegen.
Volgens het bovenstaande zou dus de conclusie moeten zijn: de bewaarder mag
een formeel juiste akte van royement, welks materieele onjuistheid hij kent of
vermoedt, weigeren, omdat de Wet hem niet tot toepassing dwingt en hij, er
.naar strevende dat de registers het publiek een zoo nauwkeurig en betrouwbaar
mogelijk beeld zullen geven, met beleid en naar eigen oordeel te werk wil gaan;
de invloedssfeer van het negatieve stelsel verhindert hem hierin niet.
De H.R. denkt hier echter anders over zooals uit het behandelde arrest blijkt',
eenig onderzoek naar de juistheid van de gevraagde aanteekening van overheids
wege behoeft niet te geschieden en voor een verplichting en een bevoegdheid van
den bewaarder tot toezicht op de rechtmatigheid der doorhalingen is geen
plaats.
Bevredigend is de door het arrest geschapen toestand allerminst. Een practisch
bezwaar: Waarom stelde de wederpartij van Abbas zooveel prijs op levering
„vrij van hypothecaire inschrijvingen"? Omdat hij wist dat de bewaarder maar
niet klakkeloos doorhaalt!
Mi Schuttevaer wil laten voortbestaan de door het Departement van Financiën
gesanctionneerde en door het publiek aanvaarde gewoonte om ingeval de be
waarder bepaalde aanleiding heeft tot twijfel aan de bevoegdheid van hem die
toestemming tot doorhaling verleende, de doorhaling wel te verrichten, doch in
het relaas van doorhaling op te nemen de zinsnede, dat is doorgehaald onder
aanteekening dat van de bevoegdheid van het geven van toestemming tot door
haling niet is gebleken. Enkele voorbeelden: bewindvoerder, pandhouder of
vruchtgebruiker der vordering treedt op zonder dat van medewerking of instem
ming van den eigenaar blijkt; een voogd treedt in kwaliteit op, doch er blijkt
niet van machtiging door den kantonrechter; een executeur-testamentair geeft
toestemming tot doorhalen zonder dat blijkt of er legitimarissen aanwezig zijn
en deze eventueel met de doorhaling accoord gaan.
Door deze aanteekening wordt het publiek aangespoord tot eigen nader on
derzoek. Noch Wet, nocb rechtspraak verzetten zich tegen deze gewoonte. De
H.R. verwerpt in het behandelde arrest wel de stelling dat de bewaarder niet ge
rechtigd of verplicht zou zijn tot doorhaling over te gaan, indien hem uit de
stukken zelf blijkt, dat hij die toestemming tot doorhaling geeft onbevoegd is.
Meer mag er niet uit gelezen worden.
In overeenstemming met deze zienswijze is de aanschrijving van den Minister
van Financiën dd. 5 Augustus 1946, nr 36 Ind. Bel., waarin nog wordt opge
merkt dat geen uitspraak is verkregen aangaande de vraag of de rechter al dan
niet bevoegd is op grond van art. 1277 B.W. aan den eigenaar van vast goed,
waarop een hyp. inschrijving rust, machtiging te verstrekken, den bewaarder toe
stemming tot doorhaling te geven.
Bij het voorkomen van een dergelijke machtiging in een aangeboden royement
dient de doorhaling te geschieden met toevoeging van de gebruikelijke aantee
kening als hierboven vermeld.
W. v. R.
In het nummer van 25 Januari 1947 van het Tijdschrift Bouw vindt men een
artikel van Me R. Posenaer over: De eigendom van verdiepingen in het Belgi-
sche recht. Het bevat een korte bespreking van het art. 557 bis van den Belgi
schen Code Civil. Hetzelfde kan men reeds grootendeels vinden in het Tijdschrift
voor Kadaster en Landmeetkunde 1936 blz. 85 e.v. Literatuur wordt in Bouw
niet vermeld en wat Me Posenaer den bouwers voorzet, is minder dan in het
juistbedoelde artikel.