7
begin van de 19e eeuw uit fiscale overwegingen opgezet, noch in
kartografisch, noch in administratief opzicht aan de eischen van de
tegenwoordige maatschappij kan voldoen.
Over de wijze waarop de oorspronkelijke meting in Amsterdam
heeft plaats gehad, tasten wij in het duister, omdat noch de drie
hoeksmeting noch de veldwerken met de detailmeting er bewaard
zijn gebleven.
Raadpleegt men de oorspronkelijke driehoeksmetingen in aan
grenzende gemeenten, dan zal ook in Amsterdam een net van drie
hoeken over de gemeente zijn gelegd, waarvan de hoeken werden ge
meten en waarvan de lengte van een zijde, de basis, tenminste twee
maal met de meetketting werd bepaald. Als driehoekspunten deden
veelal lange jufferpalen en kerktorens dienst, doch soms ook, zooals
ik in de driehoeksmeting van de Noordhollandsche gemeente Sloten
lees, „distinctieve" boomen. Deze zullen wel niet een zeer nauw
keurig richtpunt g^ormd hebben. Bovendien moesten de waarne
mingen in die punten uiteraard in excentrische standpunten ge
beuren en daar men toen het centreeren van richtingen nog niet
toepaste, zullen de hoeken van de driehoeken wel de noodige fouten
vertoonen, ook al is hun som per driehoek 180° en zijn de hoeken
om een centraal punt tezamen 360°.
Het driehoeksnet oriënteerde men door van een der zijden de
richting met het Noorden te bepalen. Dit gebeurde met het kompas
onder inachtneming van de bekende miswijzing, of, in sommige ge
vallen, door zonswaarnemingen. Zooals we dat ook tegenwoordig
nog doen, werden van de driehoekspunten coördinaten berekend
ten opzichte van een loodrecht assenstelsel dat op de oorspronke
lijke plans voorkomt. Het heeft den Westertoren tot oorsprong en
tot positieve Y-as een rechte die de richting naar het Noorden be
hoort aan te geven.
Aan dit systeem van vaste punten had de detailmeting plaats en
werden de huizenblokken opgemeten.
Om een inzicht te verkrijgen in de nauwkeurigheid waarmede
de kaarteering van de hoekpunten van die blokken is gebeurd, ben
ik uitgegaan van een 69-tal in het stelsel der Rijksdriehoeksmeting
bekende punten bijna alle huishoeken die zoo regelmatig
mogelijk over het te onderzoeken gebied van de binnenstad en over
de 17 oude plans verdeeld lagen. Ten opzichte van het op de mi
nuutplans aanwezige loodrechte assenstelsel werden de coördina
ten van deze punten uitgepast. Aan het stelsel der Rijksdriehoeks
meting werd nu, door berekening van een overbepaalde gelijkvor
migheidstransformatie, een zoodanige vergrooting, verdraaiing en
verschuiving gegeven, dat de som van de vierkanten der x- en y-af-
wijkingen tusschen de getransformeerde Rijksdriehoeksmetingcoör-
dinaten en de op de minuutplans uitgepaste coördinaten der 69
aansluitingspunten, minimum was. Om eenige tusschen tij dsche con
trole te hebben, werd de berekening in twee etappes uitgevoerd.
Eerst werd aangesloten aan twee punten. Nadat de abscissen van
de punten in een der minuutplans wegens een ook reeds op het oog
geconstateerde fout van klaarblijkelijk 20 meter in alle Noord-Zuid