82
rikaansch initiatief en in internationaal overleg is men begonnen
met de hervereffening, volgens de methode van Bowie, van een
samenstel van driehoekskettingen, die men gelicht heeft uit de be^
staande driehoeksnetten van Polen, Duitschland, Nederland, Bel
gië en Frankrijk, dus een groot deel van Midden- en West-Europa
overspannend, met het doel te komen tot een gemeenschappelijken
geodetischen grondslag op eenzelfde ellipsoïde.
Op ieder kruispunt van de op regelmatigen afstand van ongeveer
2 a 300 km, Noord-Zuid en Oost-West loopende driehoekskettin
gen bevindt zich een Laplacepunt.
In ons land komt de driehoeksketting binnen in Zuid-Limburg,
loopt vervolgens noordwaarts tot Leeuwarden en Ameland en buigt
daar naar het Oosten. Het Laplacepunt Ubagsberg is dus in de
ketting opgenomen en de ketting volgende ontmoeten we er weer
een ten Zuiden van Denemarken, dat is op het dubbele van den
normalen afstand in dit net. Er ontbreekt er dus een op het knik-
punt, dat tevens het snijpunt is van een Noord-Zuid en West-Oost
gerichte ketting. Wil onze bijdrage gelijkwaardig zijn aan die van
andere landen, dan zullen we het hoofdpunt Leeuwarden als La
placepunt moeten bepalen. Veelal worden de Laplacepunten paars
gewijze bepaald en willen we dat ook hier doen, dan komt daar
voor het punt Ameland in aanmerking.
Nu zijn er in Leeuwarden, zoowel als in Ameland vroeger reeds
astronomische, breedte- en azimuthbepalingen uitgevoerd, zóodat
alleen nog de astronomische lengtebepalingen ontbreken om deze
punten tot Laplacepunten te maken.
Het bepalen van het lengteverschil tusschen twee stations komt
neer op het vaststellen van den plaatselijken tijd, hetzij sterrentijd,
waren of middelbaren zonnetijd in beide stations en onderlinge ver
gelijking van den gelijknamigen tijd. Het middelbare tijdsverschil
vermenigvuldigd met 15 geeft het verschil in geografische lengte.
Tegenwoordig worden door verschillende radiostations noniustijd-
seinen uitgezonden, die middelbaren Greenwichtijd (Greenwich
Mean Time) aangeven en die het dus mogelijk maken onzen chro
nometer of middelbare tijdklok direct met G.M.T. te vergelijken
en er de correctie (G.M.T.chronometertijd) van te bepalen.
De locale actueele sterrentijd (L.A.S.T.) moet vervolgens bepaald
worden en dit gebeurt bijv, met een doorgangsinstrument, een om
een horizontale as draaibaren kijker, die zoo wordt opgesteld, dat
de kijker zich bij draaiing om deze as in den meridiaan beweegt.
De opstelling in den meridiaan geschiedt in eerste instantie door
instelling op de poolster.
Voor een bepaald uitgangsmoment G.M.T. bepalen we met ta
bellen uit een astronomischen almanak eerst den overeenkomstigen
Greenwich actueelen sterrentijd (G.A.S.T.) en met behulp van het
reeds bij benadering bekende lengteverschil met Greenwich vinden
we den plaatselijken sterrentijd: G.A.S.T. X L.A.S.T.
We kunnen deze omrekening ook doen met de tabellen die Roe-
lofsi geeft in zijn artikel „Azimuthsbepaling op de poolster'' in jaar
gang 58 (blz. 3—26) van dit tijdschrift.