83
Voor hetzelfde uitgangsmoment bepalen we vervolgens den chro-
nometertijd. Deze is nl. gelijk aan G.M.T. chron. correctie en ook
het verschil tusschen chron. tijd en L.A.S.T. kan worden opge
maakt.
Wanneer we dan den kijker op Polaris hebben ingesteld, lezen
we den chronometer af. Voor dit moment van instelling berekenen
we het azimuth van Polaris, bijv. met de tabellen van Roelofs uit
bovengenoemd artikel. We moeten daarvoor eerst weer den
L.A.S.T. berekenen voor het instelmoment, dat in chronometertijd
bekend is, waarbij we van den chron.tijd het verschil (chron.tijd
L.A.S.T.) dat we voor het uitgangsmoment hebben bepaald aftrek
ken, maar dat bovendien nog gecorrigeerd moet worden met een
bedrag voor het verschil tusschen middelbaren tijd en sterrentijd
voor het tijdsverloop sinds het uitgangsmoment 0,1643s per mi
nuut).
Voor den aldus vastgestelden L.A.S.T. van het instelmoment
wordt dan het azimuth van Polaris bekend, waarna de kijker azi
muthaal wordt verplaatst over een hoek gelijk aan het berekende
azimuth.
Met een ster van geringere declinatie, dus sneller loopend, wordt
de stand gecontroleerd en zoo noodig gecorrigeerd. Op het oogen-
blik namelijk dat e£n ster den meridiaan passeert, is de L.A.S.T.
gelijk aan de rechte klimming x.
Men kiest dus een ster die over enkele minuten den meridiaan
zal passeeren en berekent hiervan nauwkeurig het doorgangsmo
ment in chron. tijd: x (chron. tijd L.A.S.T) wijziging voor
het tijdsverloop sinds het uitgangsmoment. Richt men dan eenige
seconden voor het doorgangsmoment op de ster en draait men den
kijker mee tot dat moment, dan is de kijker in den meridiaan opge
steld en is men gereed voor de waarnemingen die noodig zijn voor
de lengtebepaling. Een nog overgebleven fout in het azimuth van
de tweede as wordt als onbekende in de vereffening opgenomen,
evenals dat het geval is met de collimatiefout van de vizierlijn.
De eigenlijke meting is dus een tijdbepaling en wel het vaststel
len van de doorgangsmomenten van 6 tot 8 zenithsterren.
Van den chronometer of middelbare tijdklok wordt de seconde-
tik geregistreerd op een chronograaf. Op het waarnemSngsmoment
wordt een stroomkring gesloten, waardoor een electromagneet een
uitwijking veroorzaakt van het stiftje, dat de seconden registreert,
zoodat op den band het tijdstip tot in onderdeden van seconden
afgelezen kan worden.
Het sluiten van den stroomkring kan gebeuren met een telegraaf-
sleutel, die door den waarnemer neergedrukt wordt op het oogen-
blik dat de ster de draden in het beeldvlak passeert. Ter verhooging
van de nauwkeurigheid zijn meerdere draden aangebracht.
Bij ons instrument is echter op den kijker een onpersoonlijke
micrometer" gemonteerd, waarbij men een beweegbaren draad door
draaien aan een micrometerschroef voortdurend op de ster houdt.
Met de micrometerschroef draait een cirkelvormig schijfje mee,
waarop 12 contacten zijn aangebracht, die tijdens een omwenteling