106 geven van de toepassing van deze methode op het primaire net van het Westelijk deel van de Verenigde Staten. Gedurende de laatste 80 jaar is de primaire driehoeksmeting in de Verenigde Staten stap voor stap uitgebreid. Tot de eerste metingen behoorden de breedte-graadmetingen langs de 98ste meridiaan en langs de kust van Californië en de transcontinentale lengtegraadmeting langs de 39ste parallel. Naarmate de behoefte aan primaire grond slagen voor de kaartering toenam, werd telkens een nieuwe ketting gemeten en aangesloten aan het reeds tot stand gekomen deel en wel zodanig dat de grote lussen ontstonden die in fig. 3 zijn weer gegeven. Ieder deel werd op zichzelf vereffend volgens de methode der kleinste kwadraten en wanneer een lus werd voltooid, werd de totale sluitfout verwerkt in het laatste deel, dat de sluiting tot stand bracht. Het waren dan ook vrij ongunstige voorwaarden die de sluit stukken beïnvloedden en verwringingen in het geheel veroorzaakten, groter dan het geval geweest zou zijn, wanneer men de sluitfout over de gehele lus had kunnen distribueren. Om praktische redenen was het echter onmogelijk telkens weer opnieuw te vereffenen, wanneer er een lus was bijgemeten, en daarom was men van plan met dit gebrekkige systeem door te gaan tot de hoofdkettingen geheel vol tooid zouden zijn, om dan het gehele gebied in één vereffening nog maals te berekenen. Deze voltooiing van het raamwerk van kettingen kwam voor het westelijk deel van de V.b. in 1926 tot stand en de nieuwe vereffening werd dan ook terstond terhandgenomen en wel volgens een speciale methode, door Dr Bowie in 1924 opgesteld. De toepassing van de methode der kleinste kwadraten op de vereffening in een geheel bij een zo uitgestrekt raamwerk van kettingen levert grote bezwaren op door het grote aantal gelijktijdig op te lossen normaalvergelijkingen. Hier waren het er meer dan 3000 en deze gezamenlijk oplossen is praktisch onuitvoerbaar. Tkotf JCt'elct Prest hi [Wien Fig. I

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 106