120
juristen kon worden toevertrouwd; daar rustte de overschrijving vaak
voornamelijk op de landmeterskennis.
Deze inleiding was nodig om U een beeld te geven van de werk
kring van Het Kadaster, opdat U de aard en het karakter kent van de
voornaamste en U wellicht minder bekende stukken, waarop de ka
dastrale registratie gebouwd is. Doch ook om U de verdere ontwik
keling duidelijk te maken. Alvorens over te gaan tot het uitstippelen
van onze werkkring, wil ik eerst deze ontwikkeling, in wezen een
moordaanslag op de meetbrief, in het kort behandelen.
Dit eigendomskadaster van 1837 voldeed in de praktijk niet
en leidde tot een warboel, die op sommige plaatsen misschien
erger was dan géén kadaster. Dit lag zeker niet aan de opzet, die
herhaaldelijk in de literatuur als „zeer doeltreffend en voldoende"
gekwalificeerd wordt. Dat deze kwalificatie juist is, blijkt wel
uit het feit dat ik in 1940 van de Directeur van Justitie toestem
ming kreeg het Kadaster in de praktijk voortaan op de principes
van 1837 te registreren en de latere kadastrale wetgeving te
negeren. Zoals meer voorkomtde voorschriften waren doel
treffend en voldoende, maar de uitvoerders, de zgn. Gouverne
mentslandmeters, deugden niet, omdat zij het abc van hun vak
niet kenden. Bovendien waren er velen slechts uit op maximale
verdiensten voor minimale prestaties. Op hun kantoren was in
doorsnee de typering van De Bas van toepassing: „houders van
winkeltjes waar stukken voor de overschrijving van vaste goede
ren verkocht worden". Dat deze beunhazerij ernstige gevolgen
had voor de rechtszekerheid en de verpondingsbelasting en over
schrijvingsbelasting zal duidelijk zijn.
Na een vernietigend rapport (commissie Motké, onderzoek naar
belastingwezen en financieel beheer, 1872), waarin gesproken werd
van een vicieuse toestand en herorganisatie van het kadaster als
dringend nodig werd gesteld, kwam het ingrijpen. De Gouvernements-
landmeterij werd in principe aan de kant gezet en er kwamen reeds
in 1873 drie landmeters uit Nederland, die voortvarend de kadastre
ring van Batavia aanpakten en reeds in 1875 de eerste kadastrale
instructie produceerden.
Het merkwaardige van deze instructie is, dat zij een typisch
belastingkadaster in het leven riep, ofschoon de Regering ook toen
weer en uitgesproken een eigendomskadaster wilde grondvesten. En
niet alleen de Regering, ook de toenmalige Ingenieur van het Ka
daster en ontwerper van de instructie pleitte voor een eigendoms
kadaster
Deze opzet van 1875 negeert desondanks volkomen de hogerge-
schetste, in de literatuur als „zeer doeltreffend en voldoende" ge
kwalificeerde instructie en trachtte zonder pardon het Indische ka
dastrale bestel in het Moederlandse keurslijf te wringen. Zij negeert
geheel de grondpijlers van het eigendomskadaster van 1837: het
volgens verpondingsnummers geregistreerde blokregister werd ver
vangen door een hoofdregister der kadastrale boekhouding, dat wel