121
het prototype van het belastingperceel registreerde, nl. het bezit volgens
vaste of natuurlijke scheidingen. Bovendien belastte men de boek
houding met ballast, als wegen en waterlopen, terwijl het toch om
de betrekkelijk weinige grond ging die in dit uitgestrekte gebied een
Westerse titel heeft.
De woorden „verpondingsnummer" en „meetbrief" komen in deze
instructie zelfs niet voor en in de vastgestelde formulieren was er
geen enkele kolom meer voor beschikbaar. Ook de landmeterskennis
werd als een stiefkind behandeld. In de definitie van het kadastraal
perceel wordt het eigendomsperceel als zodanig geen enkele kans
gelaten, ofschoon de verpondingsordonnantie juist het eigendoms
perceel tot belastbare eenheid stempelt.
Er zijn verschillende redenen waarom dit kadaster, en zeker in
dit land met zijn snel veranderlijke bezitsgrenzen, hopeloos vast
moest lopen.
De grote handicap van een belastingkadaster kent U uit de artikelen
van I. Boer Hzn. en aan den lijve: „onophoudelijk vernummeren
door invloeden waarvan de boekhouding vreemd moest blijven". Ook
hier liep men daardoor in een moeras. Doch welke de oorzaken ook
waren dat men vastliep, en er zijn er meer, een feit is dat de land
meters eerlijk, hardnekkig en verbeten poogden om een practisch
onuitvoerbare opzet, zo goed mogelijk te doen slagen. Nolens volens
werd het verpondingsperceel (dus rechtstitelperceel) en de meetbrief
er weer bijgehaald, eerst langs een achterdeurtje als tijdelijk knechtje,
omdat men er niet buiten kon. Tenslotte zaten we dus met drie num
meringen in de boekhouding: het kadasternummer, het verpondings
nummer en het meetbriefnummer en het eerste kan men beschouwen
als een derde wiel, dat van de vlugge kadastrale fiets een driewieler
maakte met een zware bak voor de ballastbagage van het kadaster-
nummer.
Wie meer wil weten van dit kadastrale drama kan de artikelen
terzake van Mr Van Huls en van mij naslaan in het Indische Tijd
schrift, maar zoals gezegd het kadastemummer is omstreeks
1940 ietwat onwettig onthalsd en het N.I. Kadaster is weer het
eigendomskadaster dat altijd in de bedoeling heeft gelegen, merk
waardigerwijze praktisch geheel op de basis van 1837, die in 1875
radicaal opzij werd gezet. En de troetelkinderen gedijden, al vrees
ik dat de landmeterskennis zijn langste tijd gehad heeft, nu het Hoofd
van het Kadasterkantoor tevens overschrijvingsambtenaar wordt.
Gaan we thans over tot de werkkring van het Kadaster, dan be
hoort hiertoe
a. het opmaken en geregeld bijhouden van het eigendomskadaster,
b. afgifte van meetbrieven benodigd voor de vestiging van rechts
titels op grond, splitsing, enz.,
c. afgifte van landmeterskennissen voor de overschrijving en cer
tificaten voor publieke verkoop,