12 woordige kadastrale dienst de zgn. ..gewone dienst" regelmatig uit voert en deze niet stagneert om plans op groter schaal te produceren. Al komen deze natuurlijk ook het openbare register ten goede, het grote nut ervan moet worden gevonden voor al die andere diensten die de kadastrale kaart buiten het register wil bewijzen. Als de SC dit laatste meer op de voorgrond had gesteld en niet als 25 van de taak had bepaald in het meergenoemde ontwerp K.B. art. 2 sub 3, had zij n.m.m. meer kansen gehad om iets van haar doel met de her- metingswet te verwerkelijken. Als de SC tevreden is als alleen haar hermetingswet in het Stbl. zou komen rest mij enige critiek op dit ontwerp zoals haar lid Van Riessen vraagt in zijn meergenoemd artikel. Allereerst dan de opmerking, dat in dat ontwerp wordt gemist een bepaling over het aanwijzen van de grenzen en hoe daarvan zal blijken. Wat daarover terloops in art. 5 is te vinden, is toch wel wat heel summier voor een dergelijke belangrijke aangelegenheid. Het moet immers de eigendomsgrens worden door de werking van art. 23. Wel vindt men dit in de Kadasterwet, waaruit men de conclusie kan trekken dat beide ontwerpen in de gedachtengang van de SC een onverbrekelijk geheel vormen. Maar dit kan alsnog worden aange vuld. Waarbij dan de opmerking, dat dan de bekende bepaling van art. 6 uit het Wetsontwerp op de Grensregeling van de Staatscom missie 1906 niet mag ontbreken, evenmin als het wettelijk vermoeden, dat de eventueel later op het terrein uitgezette grens identiek is met die bij de hermeting aangewezen. Tegen het Ontwerp Hermetingswet (verder als Wet aan te duiden) heb ik het bezwaar, dat n.m.m. niet zal worden bereikt wat wordt beoogd. Op blz. 154/1947 van dit T. zegt de SC: „tussen hermeting inge volge ruilverkaveling en hermeting met vernieuwing bestaat geen prin cipieel verschilHet verwondert mij ten zeerste, dat een dergelijke uitspraak mede afkomstig is van één der voormannen van de Neder landse ruilverkaveling. Ik ben van mening, dat er juist een hemels breed verschil van principiële aard is. Bij ruilverkaveling moeten alle rechthebbenden in het blok vrijwillig dan wel deels gedwongen al hun rechten op de onroerende goederen in het blok samenvoegen tot een onverdeelde massa, waaruit ze dan nieuwe kavels d.w.z. volkomen nieuwe rechtsobjecten (die „objecten" worden door het publiceren in de openbare registers) ontvangen, evenredig aan hun inbreng. Het is een originaire verkrijging, juridisch volkomen los van de vroegere toestand. Ook de grenzen der kavels bestonden vroeger niet, zij worden juridisch geschapen als eigen- domsgrenzen in het ruilverkavelingsgebeuren en gaan nu hun loop nemen in ons bestaande rechtsstelsel. Ten aanzien van de grenzen van het blok, al zijn ze nog zo mooi gedelimiteerd, durf ik de uitspraak echter niet te onderschrijven, dat die ook juridisch vaststaan tegen over de eigenaren, die tegen de blokgrens aanliggen. Waaróm deze geboorte van nieuwe rechten, waarom dit ingrijpen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 12