13
in de rechtssfeer? Om de grote voordelen, die primair zijn van eco
nomische en sociale aard, niet alleen voor de eigenaren maar vooral
ook voor de gemeenschap. En daaraan heeft men logisch meteen
een juridische verbetering gekoppeld. En daarvoor tenslotte werken
alle rechthebbenden mede aan de ruilverkavelingsakte, die dit alles
bezegelt (al zijn zij dan vertegenwoordigd door Rechter-Commissaris
en Plaatselijke Commissie) en de nieuwe percelen doet verkrijgen.
Immers ook was mogelijk geweest een overbrengen van alle rechten
zoals ze bestonden op de nieuwe kavels, zoals bij de ruilverkavelings
overeenkomst geschiedt.
Nu heeft men voor de Wet een aantal bepalingen uit de Ruilver-
kavelingswet aangepast aan de behoeften die men bij de hermeting
meent te moeten- bevredigen. Men, d.w.z. in de eerste plaats de SC,
laat ik zeggen de Administratie. Zal er bij de betrokken eigenaren
behoefte bestaan om te hermeten met de gevolgen die de nieuwe wet
beoogt? Het is hun belang dat de rechtszekerheid wordt verhoogd
en een algemeen belang ook. Inderdaad, maar hier liggen toch wel gans
andere belangen dan bij een ruilverkaveling een rol spelen. En men
behoudt zijn percelen zoals men ze voor de hermeting had; uiterlijk
waarneembare verandering zal niet optreden.
Maar aangenomen dat de Wet wordt voorgesteld, zal er niet een
storm van verontwaardiging opgaan over de bepaling van art. 23?
Wat zullen de eigenaren zeggen van de titels die ze tot nu toe hadden.
Want of de lijst is in overeenstemming met de toestand zoals ze was,
of ze wordt anders en dan zal tot in hoogste instantie worden ge
vochten. (De Wet zwijgt geheel over de kosten van die processen. Is
wellicht de bedoeling dat Vadertje Staat ook daarvoor opdraait?)
Wat bij de ruilverkaveling kan worden aanvaard (het uitsluiten van
hoger beroep) zal n.m.m. voor dit geval nimmer worden geaccepteerd.
De Wet zal o.m. hierop stranden, omdat ondanks alle voorlichting aan
de eigenaren, deze het hermeten nimmer primair als hun belang
zullen zien, maar als een ambtelijke noodzakelijkheid. Ik meen, dat
deze bepalingen zozeer in strijd zijn met onze grondwettelijke rech
ten, dat men hierin zal zien een aftrekken van de burger van zijn
rechter.
Terecht merkte een lid van de SC in een voordracht op, dat in het
Besluit F 67 te ver gaande bevoegdheden in handen van het College
van Gemachtigden voor de Wederopbouw zijn gelegi, dat het be
faamde Staatsnoodrecht de burgers hun wettige rechter onthield.
In de Wet is het weinig minder erg.
Men wil met de Wet twee dingen bereiken.
A. Bindend vastleggen wie op het moment van het gereedkomen
van een hermeting de eigenaren zijn (als ik deze uitdrukking hier mag
gebruiken voor alle soorten rechthebbenden, ook hypotheekhouders).
Hoewel de SC niet streeft naar een ander publiciteitsstelsel, wil ze
bij de hermeting met een schone lei beginnen, evenals bij de ruil
verkaveling, met dit verschil dat de inhoud van ieders recht geen
andere kan zijn dan die er al was. Immers niet „hermeting" kan een