146
sluiting van de gewone rechter, zodat dus ook het kort geding hier
geen toepassing kan vinden.
Uit deze twee beslissingen kan nog eens weer blijken, wat wij
vroeger naar aanleiding van het Besluit F 76 reeds opmerkten, hoe
nodig het is dat terwille van de rechtszekerheid deze materie eindelijk
eens in de wet wordt geregeld, met een goede definitie van wat onder
Wederopbouw moet worden verstaan.
1948/251. President Rechtbank Middelburg 14 October 1947.
Ook hier een eigenaar, wiens perceel was onteigend krachtens
art. 13 van het Besluit F 67, en die zijn heil zocht in kort geding.
Deze stelde, dat de ontneming van de eigendom was geschied ten
behoeve van het uitbreidingsplan, en dat er van wederopbouw op
het onteigende geen sprake was, dat hier dus ten onrechte gebruik
was gemaakt van de bevoegdheid uit het besluit F 67.
De President overweegt, dat dus eiser stelt, dat het College van
Algemene Commissarissen voor de Wederopbouw in dit geval on
rechtmatig zou hebben gehandeld, maar dit is niet zo. Het College
is binnen de kring van zijn bevoegdheden gebleven, omdat is onteigend
voor het bouwplan 1947, dus voor de wederopbouw.
Aangezien de President verder geen oordeel toekomt over de doel
matigheid van de maatregel van het College, waarvoor andere beroeps
instanties bestaan, wordt de eis (staken van alle werk op het perceel)
afgewezen.
Deze President verklaarde zich dus niet onbevoegd van de vorde
ring kennis te nemen (zoals die uit 1948/215 hierboven), maar kwam
tot de conclusie dat eiser geen eigenaar meer was van het perceel
en daarom de eis moest worden afgewezen.
Bij Koninklijke Boodschap van 28 Februari 1948 is bij de 2e Kamer
een ontwerp Wet voor de Wederopbouw ingediend, dat beoogt het
K.B. F 67 te vervangen. In het nummer van Maart 1948 van het Tijd
schrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw vindt men, behalve enige
beschouwingen over dit ontwerp met critiek van Drs H. van der
Weijde, ook een adres aan de 2e Kamer van het Instituut voor Volks
huisvesting en Stedebouw over het ontwerp met critische opmer
kingen en waarbij wordt herinnerd aan het Schema voor een Weder-
opbouwwet door een Studiecommissie uit het Instituut samengesteld
(ook door ons besproken op blz. 100 van dit Tijdschrift, jg. 1948).
Kennisneming van beide bijdragen over dit ontwerp zij de lezers
aanbevolen.
In De Ingenieur (19 Maart 1948) is te vinden een interessant
artikel over de geschiedenis van de steenkoolontginningen, meer spe
ciaal in Nederland, waarin de opvolgende wettelijke regelingen, het
laatst de Mijnwet van 1810, ter sprake komen. Op een kaartje ziet
men hoe de concessiegebieden in Zuid-Limburg achtereenvolgens zijn
ontstaan.
April 1948. J. H. J.