167 beeld van de oudste bouwlandindelingen die wij kennen, de z.g. Celtic fields of hoogakkers, veldjes, omgeven door wallen, waardoor binnen de wallen een vochtiger grond is gevormd. De beplanting bracht door de plantenresten bovendien nog humus in de grond, zodat de akkertjes als donkere rechthoekjes, de wallen als lichte strepen daaromheen, naar voren komen. Wij kennen deze Celtic fields, zij het vaak ook uiterst vaag zicht baar in de foto's, in zeer groten getale in Drente. Ook vinden wij ze in Groningen, Gelderland en Noord-Brabant. Door een en ander krijgt men nooit gekende aanwijzingen van de voorzaten van ons boe rengeslacht. Een merkwaardige omstandigheid vraagt nog hierbij onze aandacht. Alle ons nu nog bekende Hunnebedden liggen nl. in een omgeving van dergelijke Celtic fields. Archaeologisch schijnt wel vast te staan, dat Hunnebedden en Celtic fields uit verschillende tijden stammen, waar wel duizenden jaren tussen liggen. Wij hebben vertrouwen in deze uitspraak, doch constateren dan alleen, dat de kans groot is, dat ook onze Hunnebedbouwers reeds landbouw uitoefenden, zij het dan ook, dat zij hun bouwland niet parcelleerden in de vorm van Celtic fields. Dat evenwel de Celtic fields weer stoelen op akkergronden van de Hunnebedbouwers lijdt volgens mij geen twijfel. In ieder geval is het de moeite waard, gewapend met deze wetenschap, eens een onder zoek in te stellen naar de mogelijke leefwijze van de Hunnebed bouwers. Mijn relaas zou niet volledig zijn als niet een der typisch Hollandse oudheden nl. de terpen werden genoemd. Onze foto VIII geeft daarvan een zeer aardig voorbeeld. Langs een stroom (kenbaar als een donkere streep) liggen de terpen als grote ovalen aaneengerijd. Weer treft ons iets, nl. de terpen liggen precies op de afscheiding van deze donkere stroken (getijstromen) en de lichte grond (hogere bouwlanden) en dus niet op het hoogste punt. Men moge menen, dat inderdaad de terp slechts een steeds hoger opgeworpen vluchtheuvel is geweest, waarop de bevolking leefde en streed tegen de elementen, doch de luchtfoto spreekt andere taal. Men legde de terp op het laagste deel tegen de stroom aan en moest dus van huis uit reeds ophogen en wellicht bij rijzende zeespiegel steeds meer ophogen, doch dat de bewoners stomweg op het kleine terpje zaten te keuteren met hun vee, wil er bij mij niet in. Ze zullen de nabij gelegen hogere gronden, geschikt als deze waren voor landbouw, zeker niet ongebruikt gelaten hebben. Het waren dan ook naar alle schijn vissers-landbouwers, mogelijk ook jagers. Zo leren wij dan ook omtrent onze voorvaderen nog zaken kennen die wij zonder de lucht foto vermoedelijk nooit gevonden hadden, omdat slechts de lucht foto's de feiten in hun gehele omgeving vertonen, op een wijze die wij bij elk terreinonderzoek moeten missen. Besluiten wij tenslotte ons artikel met het vermoedelijk oudste ver schijnsel, dat de luchtfoto over mensensporen aantoont, nl. de z.g. trekwegen. Foto IX toont ons een band van wielsporen, die aan niets anders

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 177