19
rechter als rechtsgrenzen zullen worden aangenomen. Afwijkingen
komen als die opmeting 20 of meer jaren oud is.
Als men er naar streeft die uitspraken waarbij een kadastrale grens
terzijde wordt gesteld, door de rechter onmogelijk te maken, dan
zou men het stelsel moeten trachten te verwezenlijken dat Boer in
1881 in De Economist ontvouwde, wat echter zou betekenen een
onaannemelijke bevoogding van de eigenaren.
Want nog steeds is de oorzaak dier gewraakte verschillen en af
wijkingen te zoeken bij de rechtsgrenzen zelf, die óf op natuurlijke
wijze, dan wel door toedoen van de betrokkenen veranderen, terwijl
de kadastrale perceelgrenzen wiskundig vastgelegde, dus onverander
lijke lijnen zijn.
Samenvallen van rechtsgrens en kadastrale perceelsgrens kan op
een bepaald ogenblik worden geconstateerd, echter daarbij zullen
partijen moeten medewerken. Dit kan zijn bij het ontstaan van de
nieuwe rechtsgrens tengevolge van een transactie die is gepubliceerd
(gewone dienst) of bij een overeenkomst van grensbepaling als de
Staatscommissie 1906 bedoelde. Wil men terwille van het bewijs
daarvan bij akte doen blijken, dan zal men het beste de bepalingen
uit het ontwerp wet op de grensregeling kunnen volgen.
Na dit ogenblik van samenvallen bovenbedoeld gaat de rechtsgrens
echter in haar eigen rechtssfeer verder leven, en dus c.q. veranderen,
terwijl de kadastrale grenslijn haar wiskundige bepaaldheid en on
veranderlijkheid behoudt.
Om de. veranderingen van de eenmaal vastgestelde rechtsgrens te
beteugelen, zal men weer bij de bepalingen van de Staatscommissie
1906 aanlanden.
Is hiermede het werk der SC veroordeeld?
Enerzijds ja. De ontworpen wetsbepalingen maken geen kans te
worden verwezenlijkt, omdat ze geen begerenswaardig doel in uit
zicht stellen en zelfs niet het beperkte doel der SC van „verbeteringen"
zullen brengen.
Anderzijds niet, omdat een dieper gaande discussie, na een tijd van
stilzwijgen over deze aangelegenheid, gewenst was en daartoe thans
weer aanleiding is nu wellicht in een nieuw Burgerlijk Wetboek
andere bepalingen van zakenrechtelijke aard kunnen worden opge
nomen.
Ik meen met bovenstaande bijdrage in deze discussie niet alleen als
laudator temporis acti te zijn opgetreden, maar als verdediger der
handelingsvrijheid van partijen. Aan welke vrijheid door het absolute
karakter der zakelijke rechten, terwille van anderen, beperkingen mo
gen worden opgelegd, echter in overeenstemming met ons volks
karakter niet meer dan werkelijk nodig zal blijken te zijn.
December 1947.