LANDMEETKUNDE W. BAARDA Over de maximale lengte van een polygoon Lector aan de Technische Hogeschool, Delft In 21 van de H.T.W. wordt de maximale lengte van een veel hoek vastgesteld op 2400 m voor alle drie nauwkeurigheidsgebieden. Voor gebied I en meestal ook voor gebied II zal het mogelijk zijn zoveel driehoekspunten te bepalen, dat aan deze eis kan worden vol daan. Voor gebied III blijkt dit echter te voeren tot een zeer on economische, ja zelfs veelal onmogelijke, verdichting van het net van driehoekspunten. In vele streken in het Oosten van ons land liggen nl. de door de Rijksdriehoeksmeting bepaalde punten tientallen kilo meters uit elkaar, terwijl bovendien door bos of bomenrijen langs perceelsgrenzen het zicht zeer belemmerd kan worden. Ingewikkelde constructies zijn dan nodig om binnen de voorgeschreven grenzen van de foutenellipsen te blijven; hierdoor wordt het verlangen naar een minimum aantal driehoekspunten begrijpelijk. Dit brengt met zich mede de wenselijkheid van langere polygonen en wij zullen trachten hier een overzicht te geven van de factoren die de polygoonlengte beheersen, om te zien in hoeverre aan deze wens tegemoet gekomen kan worden. De genoemde polygoonlengte van 2400 m wordt in eerste instantie bepaald door de toevallige meetfout in de lengtemeting. De invloed hiervan schrijven wij (H.T.W. blz. 93) als: Mi2)/,=b.1,(1) waarin ml in cm en l in hm is uitgedrukt. Op blz. 04. van de H.T.W. vindt men voor b „normaalwaarden" voor de drie nauwkeurigheidsgebieden. Voor gebied III betekent b 24, dat de middelbare fout (m.ft) in het verschil tussen directe heen- en terugmeting van een afstand van 100 m is 7 cm. Een dergelijke m.ft is echter voor geoefende meetarbeiders wel erg groot. Zo bleek bij metingen onder het bureau Zwolle B.L.W., dat bij gebruik van streepmaten op de meetbanden, het verschil tussen heen- en directe terugmeting van lengten tot 300 m slechts enkele cm bedroeg. In fig. 1 is ter illustratie een overzicht gegeven van de genoemde verschillen bij 1060 veelhoekszijden rondom Nieuwleusen (volkomen vlak terrein). De lengtemeting geschiedde met 30 m-rouleaux onder 5 kg spanning. De zijdelengten zijn in groepen van 30 m samen genomen naast ieder punt is het aantal zijden van de corresponderende groep aangegeven. De grafiek toont voor grotere een kleine afwijking van de rechte lijn. Wijten wij dit aan een systematische invloed (bijv. van niet ge- ï4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 219