213 voor polygoonmeting dan ook van groot belang slechts meetbanden te gebruiken met streepmaten (eindmaten op de band zelf). Het elimineren van deze fout is slechts tot bepaalde hoogte mogelijk. Betreft het een groot meetobject, dan zou men een vergelijkingsbasis aan kunnen leggen. Het is echter zeer moeilijk twee vaste punten te plaatsen, die jarenlang volkomen ongestoord blijven, terwijl dan toch. de vraag blijft hoe nauwkeurig de lengte dezer basis bepaald is. Voor standers van deze methode wijzen erop, dat dan tevens de fouten ad c en d geëlimineerd worden. Gezien de grote verschillen in bodemge aardheid, -begroeiing en weersgesteldheid meen ik dit echter sterk te moeten betwijfelen. Een groot nadeel is, bij een enigszins uitgestrekt gebied, de voor elke ijking af te leggen afstand, terwijl tevens reductie moeilijkheden ad b op kunnen treden. Zelf geef ik er dan ook de voorkeur aan de rouleaux en meetbanden rechtstreeks te vergelijken met een speciaal daarvoor gehouden stan- daardrouleau, waarvan de absolute lengte zo goed mogelijk is vastge steld door vergelijking met bijv. de standaardrouleau van de Techni sche Hogeschool te Delft. De fout van een dergelijke vergelijking schat ik op i, ten hoogste» 2 mm. Rekening houdend met een fout in de laatstgenoemde standaard rouleau, kan men zo wellicht bereiken, dat de resterende lengtefout kleiner dan 0,01 is. ad b De lengteverandering van de meetband tengevolge van afwijking» van zijn temperatuur tijdens de meting van die tijdens de ijking, kan men trachten te berekenen via het meten van deze temperauur. Daar tot nu toe nog geen methoden ontwikkeld zijn om de temperatuur van de band zelf te meten, meet men meestal de luchttemperatuur of de tem peratuur op de begane grond door een gewone huiskamerthermometer,, die vaak zelfs geen kwikkolom bezit. Het blijkt echter, dat de op deze manier bepaalde temperatuur menigmaal afwijkt van de bandtemperatuur. Zo gaven een aantal direct na elkaar gemeten 4 km lange veelhoeken in de N.O.P. vrijwel gelijke en in de lengterichting der polygonen vallende sluitfouten van 1 m, hoewel bandvergelijking en temperatuurmeting uitgevoerd waren. Het bleek dat gemeten was op dagen met zonnig weer. Dergelijke afwij kingen waren echter een exceptie. De oorzaak is te zoeken in het feit, dat band en thermometer niet gelijk reageren op invloeden van zon, wind en vochtigheid. Dr M. Minnaert vermeldt in zijn „Natuurkunde van het vrije veld II" speciaal de schadelijke werking van de normale montage van de kwikbuis op hout (stralingsinvloeden). Daar de tem peratuur op o cm, 5 cm of 150 cm boven begane grond (b.b.g.) aan merkelijk verschillen kan, is het bovendien de vraag op welke hoogte b.b.g. de temperatuur bepaald moet worden. In verband met de straks aan te geven gewijzigde methode van polygoonvereffening, was voor mij het belangrijkste punt of, al was dan absolute temperatuurcorrectie niet zonder meer mogelijk, de relatieve temperatuurschommelingen van de meetband gedurende de meting van de veelhoek voldoende ge ëlimineerd konden worden door eenvoudige temperatuurmeting.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 223