217 meting van basis of veelhoekszijde verkrijgt. Rekenen wij, dat deze relatieve systematische invloeden constant zijn geweest tijdens de vier voudige herhaling der basismeting per proef (gegrond op de slechts kleine term met P in (2)) en geen correlatie voor deze foutenbron tussen twee proeven aangenomen wordt, terwijl wij het voornaamste temperatuureffect door correctie van 1,1 mm/100 m/i° C hebben ge ëlimineerd, dan kunnen wij uit de afwijkingen van de gemiddelden per proef met het totaal gemiddelde een idee van de grootte dezer relatieve systematische fout krijgen, ofwel: m? v 0,92 a'. P - (8) 4X 25 4 Voeren wij in deze vergelijking voor b de boven berekende waarde 0,1 in, dan volgt met 3,74 hm a' 0,06, waarbij dus a'.P de invloed op m;2 van de relatieve systematische lengtefout aangeeft. Waar de genoemde gemiddelde verschillen groter worden naarmate de temperatuur stijgt, en in verhouding te weinig metingen bij warm weer zijn gedaan, lijkt het mij veiliger voor o' de waarde 0,1 x) aan te houden. Meten wij een veelhoek door alle zijden direct heen en terug te meten, dan komen in het verschil dus vrijwel alleen de toevallige lengtemeetfouten tot uiting. Van zijde op zijde treedt dan echter het effect van de relatieve systematische lengtefout op, zodat de ver schillen van directe heen- en terugmeting een te geflatteerd beeld der fouten geven. In het algemeen zal, als de veelhoekszijden snel na elkaar worden gemeten en de temperatuur zo goed mogelijk wordt gemeten, een gedeelte van de relatieve systematische fout voor de gehele veelhoek constant zijn. Meet men bovendien de gehele veelhoek eerst heen en daarna pas terug, dan heeft men een grote kans, gezien de geringe grootte van a', dat het effect der resterende relatieve syste matische fout van zijde op zijde als toevallig aangemerkt kan worden, zodat voor het gemiddelde der lengtemeting geschreven mag worden ma P a'P b.l(9) en Mt. ik a U lk(I0) Ofwel, daar toch vanwege de centreerfout de lengte der veelhoeks zijden zo gelijk mogelijk wordt gekozen, kan men stellen a'.l b b'- (n) en dus in ons geval met l 3,74 hm b' 0,06 3,74 0.1 0,3. 1) In het Tijdschrift voor het Kadaster in Ned. Indië 1934 nr 3 blz. 60 berekende R. Roelofs uit de verschillen tussen eerste en tweede meting van de lengten van veelhoekszijden (op verschillende dagen gemeten door verschillende waarnemersgebruikt werden meetlatten die om de twee weken werden geijkt op een proefbasis) voor gunstig terrein (asphalt, verharde wegen) m,2 0,2 P 0,06 Ivoor ongunstig terrein (onverharde weg, bermen, etc.) mf 0,2 P 0,26 l. In deze formules kunnen wij de factor 0,2 als o' be schouwen. Houdt men rekening met de extra beïnvloeding van de houten meet latten door het tropische klimaat (vochtigheid!), dan lijkt de door ons gevonden orde van grootte voor o' niet onreëel.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 227