218 Rekenen wij met a' 0,1, 5 hm maximaal, dan kan b nog 0,5 zijn vóór b' I is. Resulterende mogen wij vaststellen, dat bij de voorgeschreven ma nier van lengtemeteneerst de gehele veelhoek heen- en daarna pas terugmeten (eventueel zelfs op verschillende dagen en door verschil lende ploegen) de systematische fouten in de lengtemeting (zeker per veelhoek) voldoende constant gedacht kunnen worden, terwijl variatie hierin tot uiting komt in een toeneming van de factor b met de zijde lengte, een effect als blijkt in (2). Volstaan mogen wij dus met de formules: in? a /2 -f- b I (12 mhik a 4 waarbij b veiligheidshalve wel minimaal 1 genomen zal dienen te worden, met welke waarde dan ook in formule (4) gerekend is. Daar zoals wij opmerkten o.a. bij zonneschijn de thermometer niet direct de temperatuur van de meetband aangeeft, raadt Dr. H. Löschner (Allgemeine Vermessungsnachrichten 1941 blz. 353) aan de thermometerbuis te monteren op een V-vormig gebogen stuk van hetzelfde metaal waar van de meetband vervaardigd is, zodanig dat het kwik bolletje met beide armen in aanraking komt (zie fig. 7) legt men dan de ene arm van de V op de grond, dan kan deze de invloed van de bodem, de andere die van wind en zonnestraling op de thermometer overbrengen, die dan als gemiddelde de bandtemperatuur zal aan- Fig. 7 wijzen (cf. het door ons gebruikte aluminiumplaatje). Belangrijk is het verslag van proefmetingen in Rus land door M. Pousanoff in het „Journal des géomètres-experts et topo- graphes frangais" 1938 blz. 105. Gemeten werd met een stalen meetband van 20 m (doorsnede 24,5 X 0,3 mm) onder 15 kg spanning; de tempe ratuur werd gemeten op 4 thermometers verdeeld over de band. De luchttemperatuur varieerde van 30° C tot 6° C. Het bleek, dat de temperatuur van de band in de zon gemiddeld io° C hoger was dan de luchttemperatuur, wind koelde de band relatief afverder was de temperatuur in het midden van de band hoger dan aan de einden. Merkwaardig was, dat de band zo snel reageerde op de tem peratuursverandering rondomlag de band gedeeltelijk in de schaduw, dan moest voor beide gedeelten de temperatuur bepaald en in rekening worden gebracht. Als conclusie wordt gegevenIn de zomer en steeds bij zon is temperatuurmeting van de band zelf gewenst (schrijver geeft een analoge oplossing als Löschner), de temperatuur van de band is dan steeds hoger dan de luchttemperatuur. In de winter en bij mistig weer en regenweer 's zomers kan men de bandtemperatuur gelijk stellen aan de luchttemperatuur. Dauw, gras e.a. bodembe groeiing en vochtige bodem koelen de band relatief t.o.v. de lucht temperatuur af. 's Zomers raadt schrijver aan bij sterke zon niet te meten tussen 12 en 15 uur en nimmer te meten bij sterke wind.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 228