219 Ter vergelijking van verschillende temperaturen geeft schrijver de waarnemingen Löschner vermeldt nog, dat de uitzettingscoëfficient van de meet banden maximaal 0,2 mm/ 100 m/ 1° C van de 1,1 mm/ 100/ i° C kan afwijken. Dit geeft een constante fout van 0,002 voor gemiddeld io° C afwijking van band- t.o.v. ijktemperatuur. Dezelfde schrijver geeft ook nog aan dat zonder gebruik van unster bij dezelfde meetarbeiders verschil in trekspanning tot 3 kg kan voor komen. Dit geeft met een lengteverandering van de band van 2,3 mm/ 100 m/i kg (doorsnede band 13 X 0,16 mm) een rel. syst. fout van 0.007% (hoewel deze fout ook zeer wel een toevallig karakter kan hebben). Zonder unster kunnen wij dus wel een syst. fout van 0,01 ver wachten. ad cHet kleven van de grond lijkt vaak het gebruik van een unster illusoir te maken. De grootteorde dezer fout is niet bekend. De fout is te elimineren door over driepoten te meten. Meetrekken van de meetpennen meen ik vooral in losse grond te hebben kunnen constaterenstreepmaten op de band geven hier dui delijk verbetering. ad dEen relatieve inrichtfout van 5 cm op de 30 m geeft een fout van 0,00013 d.w.z. praktisch te verwaarlozen. De fout wegens doorbuiging van een vrijhangende 30 m band is 1 cm of 0,033 Volgens Jordan is de nauwkeurigheid van een goede hellingmeter op o,50 te stellen, dit geeft een fout van 0,0038 ad eDe invloed der kaartprojectie in Nederland is gemiddeld 10 mm/100 m of 0,01 ad Maximaal mogen we deze fout stellen op jcm 0,0016 Treden hoogteverschillen van 10 m op, dan ontstaat bij verwaarlozing hiervan een rel. syst. fout van 0,0002 ad g: Volgens G. Förster (Z.f.V. 1928 blz. 702) is de nauwkeurig heid van de basismetingen in Duitsland na overbrenging op een zijde van het driehoeksnet zeker niet groter dan 1:200.000. Geldt dit ook voor Nederland (schaal van het Nederlandse drie hoeksnet is afgeleid van de Bonner basis!), dan geeft dit een con stante fout van 0,0005 Om de invloed na te gaan van de fouten in het Nederlandse drie hoeksnet zelf, onderzoeken wij de foutenvoortplanting in een drie hoeksketting waarin alle hoeken 6o° zijn, met hoekmeting (fig. 8). Hiermede kunnen wij volstaan, omdat richtingmeting vnl. de azimu- gemiddelde bandtemp. temp. b.g. Temp. 5 cm b.b.g. luchttemp. (slingerthermometer) 38,4° c 29,7° c 23,95° C 27,7° c

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 229