220
thale nauwkeurigheid beïnvloedt en niet de schaal. Daar in werkelijk
heid geen ketting maar een net is gemeten, is de kans op onderschatting
der fouten op deze wijze klein.
Veronderstellen wij de basis als foutloos, dan volgt voor de middel
bare fout van de laatste zijde:
0 (13)
S,
Pt
S
S,
R.
Kiezen wij als basis de zijde van het Nederlandse driehoeksnet
Amersfoort-Lunterense heide, dan vinden we voor de verbindings
ketting met Zeeuwsch-Vlaanderen maximaal n 7. Schatten wij
verder de gehele afstand [j] 180 km, dan vinden wij een gemid
delde zijdelengte van s 25 km. Ontlenen wij nog aan het Tijdschrift
voor Kadaster en Landmeetkunde 1934 blz. 203/i 0,345", dan
geeft formule (13):
»«.6,7 I2.S cm>
of
In tabel 2 is een overzicht der hier genoemde eventuele systematische
foutenbronnen gegeven. Aangegeven is door adat een voor de
gehele polygoon constante systematische fout en door „a"' dat een van
zijde tot zijde mogelijk varierende systematische fout ontstaat. Waar
men zal trachten de meting zo in te richten dat deze tweede categorie
van foutenbronnen geen correlatie zal doen ontstaan tussen de gemeten
lengten van twee of meer zijden, kan men relatief systematische fouten
ook zeer wel onder toevallige fouten rangschikken, welke dan dus
echter slechts voor een klein gèdeelte zichtbaar worden in de ver
schillen tussen directe heen- en terugmeting van een zijde.
Nog eens duidelijk blijkt uit deze tabel dat men er vrijwel nooit
zeker van zal zijn, dat a o. Neemt men weinig voorzorgen en brengt
men geen correcties aan, bijvoorbeeld in gebied III, dan ziet men,
dat de in de H.T.W. op blz. 94 genoemde waarde a 32 zeer goed
mogelijk is. Maar zelfs met vele voorzorgen en alle mogelijke cor
recties zal men zelfs tot in gebied I met een a 1 a 2 moeten rekening
houden.
Wel zal uit het bovenstaande duidelijk zijn dat de relatieve systema
tische fouten bij zorgvuldige meting zeer klein kunnen worden ge
houden, waarbij zoveel mogelijk een toevallig effect van deze fouten
basis
Po
'01
I 2
Fig. 8
n
'7 0,000.005