Literatuuroverzicht
225
I. Prof. J. M. Tienstra. An extension of the technique of the
method of least squares to correlated observations. InBulletin
Géodésique, 1947, nr 6, p. 301-335.
II. Prof. J. M. Tienstra. The foundation of the calculus of ob
servations and the method of least squares. Report presented to
the Congress of the International Geodetic Association at Oslo in
1948. 16 pag.
III. F. Harkink. Fouten vereffening volgens de methode van de
kleinste kwadraten. Gecycl., II 91 blz., 21 X 29 cm, N.V. Wed.
J. Ahrend Zoon, Amsterdam, 1948. Prijs gespiraleerd 4.50.
Het is geen toeval dat deze zomer drie verhandelingen over de
methode der kleinste kwadraten zijn verschenen. Door de geweldige
toename van waarnemingen op alle gebied is de vraag naar goede ver
effeningsmethoden eveneens sterk toegenomen, waartegenover staat
dat de literatuur over dit onderwerp verspreid of verouderd was.
Bovendien noodzaakt de enorme groei van de statistische denkmetho
den in de laatste dertig jaar, waaraan duizenden onderzoekers over
de gehele wereld nog hun steentje bijdragen, de basis van de ons be
kende vereffeningsmethoden te verdiepen en te verbreden.
I. In de eerstgenoemde verhandeling heeft Prof. Tienstra zijn idee-
en ontwikkeld over de techniek van de uitbreiding van de methode der
kleinste kwadraten bij gecorreleerde waarnemingen. Hij gaat hierbij uit
van het bekende principe bij ongecorreleerde waarnemingen, maar leidt
uit deze laatste door een affiene transformatie nieuwe grootheden af,
die nu echter in het algemeen gecorreleerd zijn. Met behulp van de zo
verkregen algebraïsche correlatie wordt het algemene principe der
kleinste kwadraten geformuleerd en worden betrekkingen afgeleid
voor de mate van correlatie. Aangenomen wordt nu dat deze alge-
braische correlatie voldoende overeenstemt met de in vele gevallen op
tredende physische correlatie; inderdaad wijst het experiment voor
geodetische waarnemingen in deze richting, al zal een verdergaand
onderzoek in de komende jaren niet verwaarloosd mogen worden.
Behandeld worden nu de uitgebreide voortplantingswet der „fou
ten" en de twee bekende standaardvraagstukken, nl. dat met correlaten
en dat met hulponbekenden. Waar de behandeling met de bestaande
notatie te onoverzichtelijk zou worden bij medebeschouwing van de
correlatie, gebruikt de schrijver de symbolische rekenmethode van
Ricci. De moeite die het doorgronden van deze symboliek kost, wordt
rijkelijk beloond door de eenvoud en overzichtelijkheid van reken
methoden en -formules.
Een grote vooruitgang acht ik het vervangen van de van ouds be
kende term „Q-getal" door „cofactor"bij de eerste terminologie ont
stond toch voortdurend verwarring tussen de coëfficiënten van de
onbepaalde oplossing der hulponbekenden of korrelaten uit de nor-
maalvergelijkingen en de grootheden berekend door toepassing van de
15