229 bleem scherp en kort weet op te lossen, gezien de vele bladzijden waarmee andere auteurs het hebben weten te vertroebelen. Als slot behandelt de schrijver de berekening van de cofactor van het algebraisch gemiddelde van een aantal waarnemingen, waarvan de tensor der cofactoren wordt aangenomen als 3 a b b b b a b b 3 b b a b b b b a als n het aantal waarnemingen is. De cofactor van het gemiddelde wordt nu: In tegenstelling tot de normale aanname b o (geen correlatie), tendeert deze cofactor niet tot nul voor groter wordende n. Het is merkwaardig, dat men in de praktijk gemeend heeft op te kunnen merken, dat onbeperkte herhaling van de meting van een grootheid tenslotte geen nauwkeurigheidsgewin meer oplevertzou voor dit ver schijnsel nu een theoretische verklaring zijn gevonden? Ik weet het niet, maar het is zeker, zoals de schrijver in zijn eindconclusie op merkt, dat een dergelijke beschouwing een idee geeft van de rijkdom van het veld van onderzoek, geopend door deze uitgebreide vereffe ningstechniek. II. Intussen is in de eerste verhandeling vnl. slechts sprake geweest van uitbreiding der vereffeningstechniek. Daarom is juist de tweede verhandeling zo waardevol, omdat Prof. Tienstra hierin, als voor loper van een definitieve publicatie, een overzicht heeft gegeven van de grondslagen waarop de boven besproken uitbreiding van de fheorie berust. Tegelijkertijd geeft hij hiermee een zeer waardevolle afleiding van het beginsel van de methode der kleinste kwadraten. Bij verge lijking met de modernere opvattingen der mathematische statistiek, heb ik het gevoel, dat Prof. Tienstra met zijn ideeën hierbij nauw aarisluit. Merkwaardig is, dat in een standaardwerk op dit gebied (Harald Cramér, Mathematical Methods of Statistics, Princeton 1946) de schrijver op biz. 182 opmerkt: „This is a way of expressing the famous principle of least squares, that we shall meet in various con nections in the sequel. It follows from the above that there is no logical necessity prompting us to adopt this principle. On the contrary, it is largely a matter of convention whether we choose to do so or not. The main reason in favour of the principle lies in the relatively simple nature of the rules of operation to which it leads. We have, e.g., the simple addition rule (bedoeld is het statistische analogon van de bijzondere voorplantingswet der fouten) for the variance, while I 1 2 I 2 11 a -f- (ti ib n

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 239