23 worden verstaan die van de burgerlijke stand, want uit een naam alleen is niet af te leiden of men met een „jood" heeft te doen. 1947/343. Rechtbank 's-Gravenhage, 2 April 1947. Het college be sliste dat het niet kon ingrijpen in een uitspraak van de Raad voor het Rechtsherstel. Deze Raad had beslist dat een ruiling als nietig zou moeten worden beschouwd krachtens art. 6 van het Besluit A6 (Rechtsverkeer in Oorlogstijd). Eiser had een huis in Duitsland dat hem toebehoorde met een Duitser geruild voor een erfpachtsrecht in Amsterdam, dat de laatste had. De Raad kon nu zijn uitspraak doen ten uitvoerleggen o.m. door overschrijving van zijn besluit in de open bare registers. Uit het gepubliceerde vonnis blijkt niet of dit inderdaad is geschied. Eiser verzocht deze tenuitvoerlegging aan de Raad te verbieden, maar de Rechtbank overweegt, dat zelfs al is de Raad met dit besluit buiten de kring van zijn formele bevoegdheden getreden, zij toch onbevoegd is hiertegen op te treden. Zij constateert dus dat toepas sing van het besluit A6 behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van de rechterlijke macht, dus niet van de Raad voor het Rechtsherstel, maar verklaart zich verder onbevoegd. 1947/397. Hof Amsterdam, 18 December 1946. Weer eens een kwestie over een buurweg. Hier werd door een eigenaar van een strook grond, die als buurweg diende, geklaagd dat één der geburen het gebruik onrechtmatig verzwaarde, door na op zijn eigen erf een garage en werkplaats te hebben gesticht, over de buurweg met auto's te rijden van en naar die garage, evenals derden dat deden om bij hem te komen. Het Hof overwoog dat dit toegestaan moet worden, te meer omdat vroeger met paard en wagen van de buurweg gebruik werd gemaakt. Maar ook zonder dat zou het geen ongeoorloofde verzwaring hebben betekend, omdat geen verandering in de bestemming van de weg is gebracht en geen nadeel wordt toegebracht aan de belangen van de eigenaar van de weg noch van de andere geburen die de weg gebruiken. Ook derden moeten, om bij de geburen te kunnen komen, van de weg gebruik mogen maken; daardoor krijgt deze geenszins het karakter van een openbare weg, zoals de eigenaar nog had doen betogen. Dit gebruik van derden is juist typisch inhaerent aan het gebruik van een buurweg. 1947/400. Hof Leeuwarden, 13 Februari 1946 (Hoger beroep Rb Assen N.J. 1944/45). De bestemming tot buurweg kan ook worden afgeleid uit de plaatselijke toestand en langdurig gebruik. De Recht bank had dit ook overwogen, maar omdat er sprake was van vroeger geheel woeste gronden die later in cultuur waren gebracht, kon die bestemming uit het verleden niet voldoende zijn om een buurweg aan te nemen. Het Hof interpreteerde het vonnis aldus, dat er dan sprake zou moeten zijn geweest van een eenvoudig gedogen zolang de grond woest was. De verschillende beweringen van partijen over de toestand ter plaatse komen het Hof voor van die aard te zijn, dat er ondanks de latere ontginning toch sprake kan zijn van het bestemmen van de litigieuse strook tot buurweg. Appellanten worden alsnog toegelaten om verschillende beweringen te bewijzen en mogelijk zou nog een

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 23