231
waardevolle aanvulling van de twee verhandelingen van Prof. Tienstra,
des te meer nog door de zorgvuldige opzet en uitwerking en keurige
uitvoering, ondanks het toegepaste minder gunstige reproductie
procédé.
De aard van het boek van de heer Harkink kan ik het best aangeven
door een korte omschrijving der hoofdstukken, waarbij dan tevens
gelegenheid is tot het maken van enkele kleine opmerkingen.
Hoofdstuk I. Inleiding: waarnemingsfouten, verbeteringen, middel
bare fouten, voortplantingswett, gewichten, beginsel der kleinste kwa
draten, het vereffeningsprobleem10 blz.
De indeling der waarnemingsfouten in grove, constante, systema
tische en toevallige fouten is wel zeer helder en overzichtelijk, maar
gezien het besprokene in II wel wat te simplistisch behandeld (blz. i).
Op blz. 2 staat de zinsnede: „De m.f. wordt ook wel modulus ge
noemd". Het door Prof. Tienstra ingevoerde begrip modulus omvat
echter o.a. de m.f.; de laatste geeft een bruikbare rekengrootheid om
de verhouding der moduli uit te drukken. Dat volgens dezelfde pagina
„een verbetering groter dan 3 m niet voorkomt" wordt in de praktijk
wel aangenomen, maar is theoretisch slechts juist als het aantal
(neven) voorwaarden zeer groot is (grote steekproef, zie II).
Paragraaf I.4: „Het gebruik van functietafels ter bepaling van
middelbare fouten" kan ik zeer ter lezing aanbevelen. Het gaat hier
om de berekening van middelbare fouten met behulp van de differen
ties in rekentafels, wat ik nog nergens zo helder behandeld vond.
Dat men gewichten ter vereenvoudiging invoert (blz. 5) lijkt mij
niet juist; integendeel, deze grootheden moeten als een onmisbaar
onderdeel der vereffeningstechniek worden beschouwd; men zie hier
voor de verhandelingen van Prof. Tienstra.
Op blz. 6 is de regel (17) voor de overdracht van gewichten niet
„algemeen", maar „bijzonder"deze regel geldt immers slechts voor
ongecorreleerde groothedeneen „algemene" regel staat hier zelfs niet
tegenover. Wel treft men in de literatuur een enkele maal de „alge
mene" regel aan
1 2 II 12
-r~ 2 -j-1 -r- (met gxg22 enz. gewichten)
g* g\\ g\2 g22
als X lx px -\- l2p2 -\-
maar dit moet als principieel onjuist worden beschouwd.
In paragraaf I.7 wordt een begrip „nauwkeurigheid" gedefinieerd.
Ik spreek hier bewust van „een" begrip, omdat vele (te vele) definities
mogelijk zijn. Liever zou ik geen absoluut begrip invoeren, maar
hoogstens spreken van „nauwkeuriger"; nog beter is het alleen maar
middelbare fouten in dit verband te gebruikenvan „nauwkeurigheid"
is (en wordt nog helaas in de Angelsaksische literatuur) al zo vaak
gebruik gemaakt zonder dat de aangelegde maatstaf uit de tekst blijkt.
Voor een volgende druk lijkt het mij wenselijk bij de literatuur op
blz. 9 te vermelden, dat de werken onder b, c en d eigenlijk zuiver
statistisch georiënteerd zijn; slechts „The calculus of observations"
van Whittaker and Robinson geeft een directe afleiding van het be-