232 ginsel der kleinste kwadraten, hoewel naar mijn smaak aanmerkelijk minder zuiver dan de publicaties van Prof. Tienstra. Hoofdstuk 11. De oplossingsmethode met correlaten10 blz. Evenals in hoofdstuk III ontbreekt hier de controle op de doel treffendheid van de toegepaste benadering bij niet lineaire voor waarden of correctievergelijkingen; noodzakelijk is hiervoor, dat ten slotte de correcties berekend uit de oorspronkelijke en uit de lineair gemaakte vergelijkingen voldoende overeen blijken te stemtnen. Opgemerkt moet worden dat de in paragraaf II.7 behandelde groeps gewijze vereffening van Krüger eigenlijk achterhaald is door de veel algemenere trapsgewijze vereffeningsmethode van Tienstra. Hoofdstuk III. De oplossingsmethode met parameters-, 8 blz. Op blz. 24 worden de „Q-getallen" „gewichtsgetallen" genoemd dit is eigenlijk niet juist, omdat zij overeenkomen in dit geval met de bovengenoemde cofactoren en dus recht evenredig zijn met de kwa draten van de middelbare fouten of met de correlatiebedragen. Even zo zou ik liever de benaming „gewichtsvergelijkingen" laten vallen; tenslotte zijn dit hier slechts hulpvergelijkingen bij de oplossings methode met onbepaalde coëfficiënten. Bij de keuze der oplossingsmethode (onderaan blz. 26) geeft, met de in I behandelde werkwijze, de berekening van middelbare fouten niet meer de doorslag. Hoofdstuk IV. Oplossing van normaal- en gewichtsvergelijkingen, schema's van Gauss en Cholesky9 blz. Gebruikt wordt voor de bespreking het artikel van Prof. Tienstra in dit tijdschrift jg. 1946 blz. 58. Eindelijk wordt hier de lacune van de H.T.W. aangevuld door het schema van Cholesky te behandelen. Hoofdstuk V. Enkele bijzondere berekeningen: oplossing van twee normaalvergelijkingen, regel van Sclvreiber, reductie van correctie vergelijkingen, vereffening in etappen, de meest aannemelijke rechte door n gegeven punten8 blz. In paragraaf V.4 vereffening in etappen wordt behandeld het zgn. derde standaardvraagstuk (zie publicatie I). De schrijver heeft zijn betoog bedoeld als een bewijs van de toelaatbaarheid en moge lijkheid van een vereffening in trappen, dit wellicht tegenover de ver effening in groepen van Krüger behandeld in hfdst. II. In wezen echter is er geen verschil tussen beide methoden 1), wat uit de tekst hier niet blijkt; in beide gevallen worden nl. slechts rekenformules zonder bepaald karakter afgeleid. Hiertegenover staat dat de beschouwingswijze van Prof. Tienstra de trapsgewijze vereffening een heel ander aspect geeft. Hierbij wordt nl. verondersteld dat alle cofactoren van de waarnemingen bekend zijn; ordelijke rangschikking in matrixvorm geeft de zgn. tensor der cofactoren. Uit de vereffening volgen de vereffende waarnemingen en een aantal parameters, alle lineaire functies van de waarnemingen. Wij kunnen nu weer andere grootheden berekenen als lineaire functies 1) Zie hiervoor ook reeds Bruins in „Enkele opmerkingen aangaande het eerste standaardvraagstuk", dit tijdschrift jg. 1948 blz. 57 e.v.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 242