234
van zijn beroep wel eens met de kartografie van Nederland in aan
raking komt, biedt dit boek vele bijzonderheden die hem nog niet
of slechts weinig bekend waren.
De schrijvers zijn historici. En ze zijn zich ook bewust, dat een
behandeling van hun onderwerp een bredere wis- en aardrijkskun
dige basis had verlangd. Waarschijnlijk komen daardoor de geode
tische grondslagen van de kartografie in de tekst ook niet voldoende
naar voren. Voor hen die de kartografie in de praktijk hebben te
beoefenen, waaronder de geodeten toch ook gerekend moeten worden,
bevat dit werk dan ook weinig exacte wetenschap. Uit historisch
oogpunt is het echter interessant.
Toch is met het verschijnen van dit boek in een behoefte voorzien
een, voorheen ontbrekend, tezamenhangend overzicht van de karto
grafie van ons land is hiermee tot stand gekomen, waarvoor wij de
samenstellers dankbaar mogen zijn.
Uit dit werk blijkt een grote mate van feitenkennis bij de schrij
vers. Het heeft zelfs op mij de indruk gemaakt alsof het een van
de verdiensten van dit boek wil zijn, hiervan getuigenis af te leggen.
Hiertegenover staat dat een critische beschouwing uit het oogpunt
van de geodeet ontbreekt. Kaartreproductie, opneming, nauwkeurig
heid en onderlinge vergelijking van deze punten zijn niet zeer tech
nisch of in het geheel niet behandeld. Aan de evoluties in de kennis
der geodesie, die steeds een nieuw tijdperk in de kartografie inluidden,
is ,weinig aandacht geschonken. De betekenis van een figuur als
Mercator, de eerste wetenschappelijk georiënteerde kartograaf, voor
de volgende tijdperken komt in dit werk niet tot uiting. Zijn werk
wordt, tezamen met dat van Orthelius, in twee bladzijden druks af
gehandeld.
Zeer lezenswaardig zijn echter de bijzonderheden over de speciale
en waterschapskaarten uit de jaren van de Republiek.
Merkwaardig is dat buiten de vele details, niet vermeld is, dat er
in Amsterdam, in de 17e eeuw, een kartografisch bedrijf (instituut)
van interessante betekenis heeft bestaan onder leiding van de Blaeu's
omdat, volgens de schrijvers
,,de kaartproductie voor de markt slechts een secundair onderdeel
„vormt van het geheel der vaderlandsche kartografie van den eigen
„bodem" (blz. 50).
De wordingsgeschiedenis van de Nederlandse topografische en
militaire kaart is zeer onduidelijk behandeld. Het zijn hier de bij
komstige bijzonderheden over personen en militaire aangelegenheden
die de hoofdlijnen verdoezelen. Het moet niet alleen voor de geodeet
onbevredigend zijn, dat de behandeling van de ontstaansperiode van
onze nationale kaart, waarin de hedendaagse kartografische en orga
nisatorische problemen wortelen, slechts uit een chronologische op
somming van feiten bestaat.
Het meer geschiedkundige aspect van dit werk blijkt nog eens te
meer uit de abrupte afbreking van de lijn der historie der kartografie
op een plaats precies honderd jaar geleden. Een verhandeling over
de kartografie in de laatste honderd jaar zou trouwens zonder meer