243
Mr J. H. JONAS
Reorganisatie van het kadaster
De hoop uitgesproken door de S.C. op biz. 129 van deze jaargang,
dat ik -na lezing van haar woorden het nut van de Hermetingswet zou
gaan inzien, is ijdel.
Zoals meestal redeneren wij langs elkaar heen.
Mijn hoofdbezwaar is het principiële verschil tussen ruilverkavelen
volgens de wet van 1938 en hermeten volgens de bedoeling van de
S.C. Wat antwoordt deze hierop nu? Dat haar door mij gewraakte
uitspraak, dat er geen principieel verschil zou bestaan, moet worden
verduidelijkt en gelezen: „tussen de vaststelling van de lijst van
rechthebbenden is in beide gevallen geen verschil". Dit is een tauto
logie. Ik heb nog nimmer gehoord van een verschil, laat staan een
principieel verschil, tussen origineel (lees Ruilverkavelingswet 1938)
en kopie (lees Hermetingswet). Waaruit implicite zou volgen, dat
de S.C. in wezen met mij onderschrijft, dat er wel een principieel ver
schil is en dat men dus om haar doel te bereikeneen zuivering van de
rechtstoestand als men een gebied gaat hermeten, andere maatregelen
dan het kopiëren van bepalingen uit de ruilverkavelingswet, zal moeten
ontwerpen.
De voorbeelden ook nu weer gegeven van „verwarde toestanden"
zijn geen weerlegging van mijn bewering dat deze voorkomen in weinig
waardevolle terreinen. Ook hier weer typische voorbeelden, die door
ruilverkaveling hun oplossing zullen en moeten vinden.
Waarom worden ter staving van de noodzaak van zuivering bij
hermeting, geen voorbeelden van „verwarde toestanden" in waarde
volle terreinen met slecht kaartmateriaal aangehaald? Een lid der
S.C. maakte daarvan wel eens iets openbaar. Wellicht spraken die
voorbeelden niet genoeg tot de verbeelding om zo ingrijpende maat
regelen als een gedwongen zuivering bij hermeting van een terzake
weinig meegaand wetgevend apparaat af te dwingen.
Op blz. 130 wordt mij thans de vraag voorgelegd of ik het mogelijk
acht, dat de „stilzittende eigenaar" bij ruilverkaveling later kan revin-
diceren. Volmondig moet ik daarop natuurlijk ontkennend antwoorden,
juist om het juridische karakter dat men bij ons aan de ruilverkaveling
heeft gegeven, dat men er een originaire verkrijging van heeft ge
maakt. Iets dergelijks heb ik echter niet beweerd, maar wel op blz.
16/1948 gezegd, dat bij een hermeting volgens het ontwerp der S.C.
een stilzittende eigenaar later zou kunnen revindiceren en dat onder
schrijf ik nog.
Evenals ik mijn bewering van blz. 12/1948 herhaal, dat ondanks
„delimitatie", de omtreksgrenzen van het „blok" van ruilverkaveling
geen rechtskracht hebben, in tegenstelling met de kavelgrenzen in het
blok. Wat de S.C. niet bestrijdt en dus implicite ook haar mening
zou kunnen zijn.
De S.C. verwacht niet veel processen bij haar „hermeting" lees ik
Hypotheekbewaarder, Rotterdam