244 nu op blz. 131/1948. Ik deel dit optimisme niet en moet hieraan toe voegen dat bij processen in dit geval natuurlijk partijen zelf hun pro ceskosten moeten betalen. Anders dan bij ruilverkaveling, omdat men daar tegen de „massa", de gezamenlijke rechthebbenden, procedeert en alleen moet betalen als men in het ongelijk wordt gesteld. Dit is weer een logisch gevolg van het principiële verschil tussen ruilverkaveling en hermeting volgens de Wet. In het eerste geval ontstaat er een massa van alle rechthebbenden, wier rechten in een breukdeel in die massa worden omgezet, waaruit later ieder zijn individuele kavel wordt toegewezen volgens een originaire wijze van eigendomsverkrij- ging. Bij het hermeten blijft ieder subject en object individueel. Ten slotte, node, nog iets over het primaat van het kadaster in de administratie van rechten op de grond door mij gelezen in het rapport. Het is merkwaardig, dat ook Mr Schuttevaer daarin die omkering van de taakverdeling leest (blz. 128/1947). De S.C. zegt nu (blz. 127/1948)„wanneer wij deze organieke een heid kadaster noemen, dan bedoelen wij hiermede niet hét gedeelte van het bestaande dienstvak van die naam, maar wel de dienst van het grondboek", en verderop: „de naam Rijksdienst van het Kadaster, die wij om redenen van welluidendheid en kortheid de voorkeur hebben gegeven", vervolgens„indien men slechts de naam Rijksdienst van het Kadaster goed in zich heeft opgenomen met zijn betekenis van verzamelnaam van wat thans heet kadaster en hypotheken". Men zou dus voortaan bij het woord kadaster aan twee verschil lende dingen moeten denken a) kadaster is landmeetkundige dienst en kadastrale boekhouding, b) kadaster is een dienst omvattende kadaster sub a, benevens de openbare registers, de hypothecaire boekhouding en de scheepsboek- houding. Men zou van kadaster oude en nieuwe stijl kunnen spreken. Waarbij dus de vraag moet worden gesteld: wat is een kadaster? Omnium consensu is dit een samenstel van kaarten waarop de bodem indeling is voorgesteld met registers waarin men de namen van de eigenaars, bezitters of gebruikers der percelen kan vinden c.q. met meer of minder uitvoerige gegevens over andere zaken betreffende die percelen. Van die perceelnummers maakt men te onzent gebruik bij het rechts verkeer in onroerend goed, waardoor een band is ontstaan tussen de openbare registers, waarin zich dat rechtsverkeer grotendeels af speelt en het kadaster (oude stijl). De S.C. wil nu niet anders dan het kadaster (oude stijl) als voornaamste vooropstellen en de openbare registers en de rest daaraan toevoegen. Men leze vooral de gedachte personeelsorganisatie voor de geprojecteerde nieuwe dienst. Alle functies daarin worden bezet door wat men thans nog landmeters van het kadaster noemt, die dus ook de tegenwoordige bewaringen zullen moeten beheren. Bij grote bewaringen zal mén c.q. nog een „ingenieur of hoofdingenieur" in de huidige functie van hypotheekbewaarder aan het hoofd van dienst toevoegen. Dit gedeelte van het rapport vindt men niet in dit tijdschrift, maar in het Huishoudelijk Orgaan der Vereniging voor Kadaster en Land-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 254