251
zien opgenomen, juist om gebreken in de verdelingsakte en wat daar
aan voorafging goed te maken.
Ik had in een voordracht over dit wetsontwerp bij art. 638 c de
opmerking gemaakt, dat als door de kantonrechter onzijdige personen
waren benoemd om tot de verdelingsakte mede te werken, wél de ver
deling tot stand zou komen en dus de appartementen zouden ontstaan,
maar dat daaruit nog niet volgt, dat nu ook de „weigerachtigen",
eigenaar zouden worden van het voor hen bestemde appartement, na
overschrijving van die verdelingsakte. En dat uit dit artikel ook niet
te lezen is hoe eventueel de „een of meer andere personen" die mee
willen doen eigenaar worden als de andere eigenaren of medeeigenaren
weigeren aan hen te leveren. De Commissie voelt dezelfde bezwaren
en vindt dat er reden is art. 638 c aan te vullen, zodat voor alle be
trokkenen reële executie mogelijk zal worden. Bij welk desideratum
ik mij gaarne wil aansluiten.
Verder wordt gezegd, dat een minimum aan regels van burenrecht
in het Ontwerp niet had mogen ontbreken, in elk geval niet de be
paling, dat eigenaars en gebruikers van appartementen elkaar geen
hinder mogen veroorzaken. Ik meen dat, afgezien van andere bepa
lingen van burenrecht, het hinder veroorzaken wordt bestreken door
art. 625 B.W. Immers noch uit het Ontwerp, noch uit de Memorie
van Toelichting valt af te leiden dat men bij eigendom van apparte
menten met een bijzondere soort eigendomsrecht, onttrokken aan de
overige bepalingen over eigendom, heeft te doen. Bijzonder kan het
recht alleen genoemd worden door zijn „object".
De Commissie roert ook de vraag aan of de eigenaar van een
appartement bevoegd zou zijn dit appartement weer door verbouwing
in twee of meer nieuwe appartementen te verdelen. Zij meent dat dit
alleen zou kunnen door wijziging van het reglement en dus met mede
werking van alle eigenaren en acht derhalve geen speciale bepalingen
hiervoor nodig. Ik meen dat dit ook volgt uit de aanhef van art. 638 a.
Immers het oorspronkelijke appartement, dat men weer zou willen
verdelen, is geen „gebouw" en dus riiet voor verdere verdeling vatbaar.
Gebeurt het toch, met medewerking van alle eigenaren en door wijzi
ging van het reglement, dan is er een nieuwe verdeling van het oor
spronkelijke „gebouw" en zal er dus een geheel nieuwe akte, vol
doende aan de artt. 638 b, f en g moeten worden opgemaakt en over
geschreven.
Ik had in 1947 (blz. 195) de opmerking gemaakt dat het Ontwerp
geen oplossing geeft, als de mede-eigenaren van de grond samen een
gebouw willen stichten om dit in appartementen te verdelen en er
moeilijkheden ontstaan alvorens het „gebouw" voltooid is. Ook de
Commissie zegt bij art. 638c, dat hierin niet is gedacht aan het samen
bouwen voor dit doel en dat het artikel daarom zal moeten worden
aangevuld.
Bij art. Ó38j vraagt de Commissie zich af of het geen aanbeveling
zou verdienen met zoveel woorden in de wet neer te leggen, dat het
Reglement kan inhouden, dat de vergadering van eigenaren met ge
wone meerderheid besluiten neemt over alle niet in art. Ó38j genoemde
onderwerpen.