269 In Engeland wordt een soortgelijke methode toegepast: men volstaat daar echter met twee series afbeeldingen langs de diagonalen van de plaat. Een andere in Frankrijk toegepaste methode is analoog aan die gebruikt in Canada, met dien verstande, dat de hoeken worden gemeten met de fotogoniometer van Poivilliers, waarvan een exem plaar aanwezig was op de tentoonstelling. Ook in Zwitserland wordt een fotogoniometer toegepast. De methode van het Bureau of Standards in Washington lijkt in principe op de eerstgenoemde Franse methode. In plaats van één colli mator gebruikt men er echter tien, waarvan de vizierlijnen zich onge veer in één vlak bevinden en onderling hoeken maken van ongeveer 5°. De camera behoeft dan natuurlijk niet draaibaar te worden opge steld. Men maakt foto's in vier verschillende standen van het objectief, teneinde eventuele asymmetrische vertekening te constateren. Men is nu bezig een nieuwe opstelling te maken, waarbij 25 collima toren worden toegepastéén centraal opgesteld en viermaal zes in verschillende richtingen. Men zal dan slechts één foto behoeven te maken. Ook de methoden van onderzoek van het scheidend vermogen van objectieven en fotografisch materiaal zijn geenszins gestandaardiseerd; de situatie is daar trouwens nog nauwelijks rijp voor. Een van de problemen is de vorm van het patroon. Het meest wordt nog gebruikt het lijnenpatroon in een of andere vorm. Opmerkelijk is, dat ook de Fransen dit nog steeds gebruiken (patroon van Foucault), hoewel zij op het congres in Rome rapporteerden sterk de voorkeur te geven aan het patroon van Iloudaille, bestaande uit witte cirkelvormige figuren op een zwarte ondergrond. Howlett komt in zijn zeer lezenswaardige studie „Photographic Resolving Power" (Canadian Journal of Research 1946) tot de conclusie, dat patronen met ringvormige figuren het best zijn. Een vraag is verder of het patroon sterke contrasten moet vertonen (zoals de tot nu toe gebruikelijke) dan wel een zwakker contrast, dat meer in overeenstemming is met het contrast in de lucht foto. Andere problemen zijnwelk licht zal men gebruiken voor de verlichting van het patroon, zal men fotograferen op zeer fijnkorrelig materiaal of op het soort dat normaal in de luchtfotogrammetrie wordt gebruikt, etc. Verschillende nieuwe objectieven zijn gecreëerd sedert 1938. We moeten deze hier onbesproken laten, maar willen een uitzondering maken voor een nieuw objectief van Wild (f 170 of 210 mm max. f4,2, vertekening 0,006 mm) met een zeer groot scheidend ver mogen. Sterke vergrotingen van opnamen, gemaakt met dit objectief, waren op de tentoonstelling te zien en te bewonderen. Uit het interessante Franse rapport: „Méthodes de controle des objectifs photogrammétriques, des appareils de prise de vues et des surfaces sensibles" dient genoemd te worden een methode voor het bepalen van het rendement van een sluiter met behulp van een cathode-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 279