27 De 7e vergadering was gewijd aan het geodetisch instituut en de reproductie, waarvan de behandeling was uitgesteld, omdat de aan wezigen in de ie vergadering de mening waren toegedaan, dat Kol. Kint bij deze besprekingen aanwezig diende te zijn. De behandeling dezer onderwerpen kon echter niet langer worden uitgesteld, waarom zij thans door de Voorzitter aan de orde werden gesteld. In zijn inleiding zag hij de mathematische geografie onderver deeld als volgt: 1. geodesie (bepaling van vorm en afmetingen der aarde); 2. hydrografie en topografie (opvulling met details) 3. kartografie (samenstelling van kaarten), in tegenstelling tot de door Kol. Kint aangegeven volgorde: 1. socio-geografie (algemene planning) 2. hogere geodesie (meetkundige grondslag) 3. topografie (wijze van uitvoering) 4. landmeetkunde (uitvoering). Op grond hiervan stelde de Voorzitter, dat het Geod. Instituut moet worden ondergebracht in het huis der landmeters, of wel als zelfstan dig instituut gekoppeld aan het Directorium. Deze inleiding gaf aanleiding tot een omvangrijke gedachtenwisse- ling, waarin o.m. tot uiting kwam, dat het huidige Geod. Instituut is voortgekomen uit de Triangulatiebrigade wegens het burgerlijke ka rakter dezer instelling; dat het vooralsnog niet gewenst is het Geod. Instituut af te scheiden van .de Top. Dienst en dat het aanbeveling zou verdienen de mening van de leider van het Geod. Instituut, Prof. Poldervaart, in de vergadering te horen. De Voorzitter verklaarde zich na wat is voorgevallen niet bereid, hierover met Prof. Poldervaart te gaan spreken en was voor nemens mocht de vergadering er anders over denken het pre sidium neer te leggen. Zover kwam het echter niet, doch deze aan gelegenheid bleek'voor verschillende aanwezigen aanleiding te zijn geweest, zich nogmaals op de reeds vastgestelde samenstelling van het Directorium te bezinnen. Men achtte de homogeniteit hiervan zeer gering, in aanmerking genomen, dat naast het leidende bestanddeel, gevormd door de Legercommandant, de Dir. van Justitie en de z.g. 5e man, de Hoofden van het Kadaster en van de Top. Dienst het uitvoerende deel zullen uitmaken. De ideeën, zo zei een der sprekers, groeien naarmate de vergade ring voortgang vindt en aangezien het thans gaat om de conceptie, die in het Staatsblad moet komen, is het gerechtvaardigd vroeger genomen conclusies door nieuwe te vervangen. In deze gedachtengang ziet men zich allengs een splitsing vol trekken in de samenstelling van het Directorium tussen de Legercom mandant en de Directeur van Justitie enerzijds, wier aanwezigheid de standing vertegenwoordigt en de samenwerking met andere depar tementen vergemakkelijkt, en anderzijds de „vakmensen", t.w. ge noemde Hoofden van Dienst van wie echter moeilijk is aan te

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 27