274
A =>1±± JL p q (5)
dy en dz correcties aan de y- en a-basiscomponenten.
B basis.
De eerste formule heeft betrekking op de relatieve oriëntering, de
tweede op de seriebeeldaansluiting. Poivilliers merkt nu op, dat men
door invoering van twee hulponbekenden
p xx1 -f (B x«2 of p dz B x) ct\ (3)
<7 x yx (B x)y2 of q dy B x) y\ (4)
de eerstgenoemde vergelijkingen kan schrijven in de vorm:
Z Z
De oplossing verloopt nu in twee fasen
Eerste fase. Bepaling van p, q en
Aangezien p en <7 lineaire functies zijn van slechts één coördinaat,
nl. x, zijn ze constant voor alle punten in een vlak loodrecht op de
x-as. Het stelsel van vergelijkingen (5) voor een dergelijke groep
van punten bevat dus drie onbekenden p, q en Om deze onbekenden
op te lossen zal de groep moeten bestaan uit minstens drie punten
waarin de dwarsparallax X wordt gemeten. Meet men de dwars-
parallax in meer dan drie punten, gelegen in een vlak loodrecht op de
x-as, dan zijn er dus overtollige waarnemingen, die vereffend moeten
worden. Om hiervoor een grafische methode te vinden, merkt Poivil
liers het volgende op. Vergelijkt men de laatste twee termen van (5)
met de eerste twee van (2), dan is het duidelijk, dat deze termen dat
gedeelte van de dwarsparallax van elk der punten van de beschouwde
groep voorstellen, dat door een verschuiving van de stralenbundel over
een afstand q in y-richting en p in ^-richting zou kunnen worden
geëlimineerd. Voor het restant zou slechts een rotatie /3 (dwarshellings-
correctie) van de stralenbundel nodig zijn. Aldus geformuleerd doet
het probleem sterk denken aan de bepaling van de correcties aan de
voorlopige coördinaten en oriëntering bij de berekening van een
Snelliuspunt. De grafische behandeling die Poivilliers voor deze fase
geeft, is dan ook een variant op een bekende grafische vereffening
van een Snelliuspunt.
Twee\ie fase. Nadat men sucessievelijk voor verschillende (min
stens twee) waarden van x du9 voor verschillende groepen van
punten, gelegen in verschillende vlakken loodrecht op de x-as, waarin
men de dwarsparallax heeft gemeten de eerste fase heeft uitge
voerd en dus een aantal waarden voor p en q heeft gevonden, moeten
daaruit aan de hand van (3) en (4) de grootheden a1( a2, 71, 72 °f
dz, dy, cl'2, 7'2 worden berekend. Daartoe kaarteert men de verkregen
waarden van p resp. q als ordinaten tegen de corresponderende waarden
van x als abscissen in een rechthoekig assenstelsel (b.v. op mm-papier).
Wanneer alles foutloos zou zijn, zouden de aldus gekaarteerde punten
op een rechte lijn liggen. In werkelijkheid zullen er kleine afwijkingen
zijn. Men vereffent deze door op het oog zo goed mogelijk een rechte
lijn te trekken. Gezien de vergelijkingen (3) en (4) zal deze rechte