276
lijn de rechten x O en x B snijden in punten waarvan de ordi
naten zijn:
p0 B x2 of p0 B x'2 dz
pB Bxx of pB dz
(in de p-grafiek)
resp' 9o Bn of ?o 11 dy
qB Byx of q0 dy
(in de ^-grafiek)
Hieruit volgen heel eenvoudig de gevraagde oriënteringsgrootheden.
De methode van Poivilliers heeft vele aantrekkelijke eigenschappen
1. de grafische bewerking is elegant en overzichtelijk.
2. overtolligheid van waarnemingen geeft nauwelijks enige com
plicatie.
3. de methode is onafhankelijk van de vorm van het terrein.
4. ten aanzien van het aantal en de ligging der punten waarin de
dwarsparallax moet worden gemeten, geldt de enige voorwaarde,
dat er minstens twee groepen van minstens drie punten moeten
zijn, terwijl elke groep gelegen moet zijn in een vlak loodrecht
op de .v-as.
Foutentheoretisch zal het goed zijn de punten binnen elke groep
en de groepen onderling zo ver mogelijk van elkaar te kiezen.
Overigens is men vrij, hetgeen van belang is, wanneer het terrein
gedeelten bevat (b.v. water), waar dwarsparallaxen niet of
moeilijk kunnen worden gemeten.
5. een eventuele systematische deformatie van de stralenbundels
(b.v. door vertekening of filmvervorming) blijkt duidelijk uit
het feit, dat dan de in de tweede fase gekaarteerde punten niet
op een rechte, doch op een kromme liggen.
6. de bewerkingen kunnen worden uitgevoerd door personeel met
geringe mathematische kennis.
Een iets vereenvoudigde methode, waarbij men zich beperkt tot het
waarnemen van dwarsparallaxen slechts in de punten gelegen in de
vlakken x 0 en x B en begint met de dwarsparallaxen in de
punten y o weg te nemen, wordt reeds sedert 1941 geregeld door
het Institut Géographique National toegepast. Hoofdstuk III van het
rapport „Étude statistique de la précision altimétrique" van Daniel
geeft een wat meer gedetailleerde beschrijving dan de korte be
wonderenswaardig korte mededelingen van Poivilliers zelf. Op de
vraag naar de te bereiken nauwkeurigheid wordt antwoord gegeven in
een rapport van Boneval (dat aan de Commissie 111 is aangeboden en
later nog zal worden besproken) „Le cheminement photographique
a Altitude Constante". Daarin geeft men de resultaten van twintig
serieheeldaansluitingcn van eenzelfde platenpaar (schaal 1:20.000).
De volgende middelbare fouten worden opgegevenconvergentie
(langshellingsverschil) 0,022, dwarshelling 0,014, verdraaiing 0,005
centesimale graden, y-component van de basis 0,07
mm.