280 hand, maai" langs electrische weg door middel van handwielen wordt bewogen, groter zal zijn. Over het gebruik van de Multiplex volgens de klassieke methode werd gerapporteerd door Prain (Engeland) en door Solaini en Ma- razio (Italië). Beide rapporten hebben betrekking op de mogelijkheid de Multiplex te gebruiken voor het vervaardigen van kaarten op middelgrote schalen (i5000-110.000) en in beide komt men tot de conclusie, dat de resultaten bevredigend zijn wanneer voldoende voor zorgen worden genomen, vooral bij het reduceren van de oorspronke lijke opnamen. In het eerste rapport wordt een opgave uit de practijk beschreven, waarbij men de S.P-3-Multiplex van Williamson toepaste. Uit terreincontróles bleek, dat de middelbare hoogtefout niet meer be droeg dan 0,5 meter of 0,25 0 van de vlieghoogte, die 2000 meter be droeg. Dit is wel zeer weinig (van dezelfde orde van grootte als het geen met instrumenten als de stereoplanigraaf en autograaf bereikt wordt!) en niet onvermakelijk is de conclusie, die getrokken wordt: that it has been possible to obtain in practice an accuracy com parable to that which has been deduced as being the residual error to be expected from the equipment" de waarnemingsfouten waren dus blijkbaar nihilAannemelijker is het tweede rapport, dat betrekking heeft op een onderzoek naar de waarnemingsnauwkeurigheid. Een „terrein" werd voorgesteld door twintig signalen op verschillende hoogten op de Multiplex-tafel (Multiplex-Nistri), gefotografeerd met de Multiplexprojectoren en daarna uit die foto's weer gereproduceerd. De middelbare fout in de ligging der punten bleek 0,2 mm te zijn en die in de hoogte 0,3 mm. De gemiddelde hoogte van de projectoren boven het „terrein" was 50 cm, dus de genoemde middelbare fout in de hoogte is 0,6 0 van de vlieghoogte. Tenslotte moet in dit verslag van de vergaderingen gehouden in de Commissie II nog vermeld worden een voordracht en rapport van Daniel (Frankrijk) over: „Etude statistique de la précision altimé- trique". Na een beschrijving van belangwekkende onderzoekingen over de nauwkeurigheid van de waarneming van langsparallaxen (waarbij men een middelbare fout van niet meer dan 3 a 5 micron heeft ver kregen!), de relatieve en de absolute oriëntering, worden enige resul taten uit de practijk medegedeeld. Interessant is, dat men van de objecten van alle uitwerkingsapparaten waarover het lnstitut Géogra- phique National beschikt (51 stereotopografen) en ook van alle came ra's vertekeningsdiagrammen heeft bepaald, die gebruikt worden om voor de uitwerking van foto's die objectieven te kiezen, die qua ver tekening passen bij dat van de betrokken camera. Zo nodig wijzigt men de vertekening in de uitwerkingsapparaten door een planparallelle glasplaat van gewenste dikte tussen objectief en plaat aan te brengen. Opmerkelijk is verder het aantal hoogte-contrölepunten, dat het ln stitut in de practijk gebruiktgemiddeld tien per fotopaar en in twee of drie paren van het opgenomen gebied zelfs 30 a 40 punten. Bij de uitwerking begint men met laatstgenoemde paren, teneinde na te gaan of de gekozen uitwerkingsobjectieven een model produceren dat gelijk vormig is met het terrein.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 290