RECHT EN ADMINISTRATIE
Mr J. M. C. WITVLIET
Plus-minus onteigeningen
295
Maandblad, uitgegeven door de Vereniging van Landmeters van
het Kadaster in Ned. Indië, nrs. 3, 4 en 5, resp. over de maanden
Maart, April en Mei 1948een gestencild blaadje.
C. Roggeveen vervolgt in deze drie afleveringen een opstel, ge
titeld „Grepen uit de geodetische fotogrammetrie", waarin hij een
levendige beschrijving geeft van de praktijk van luchtkaartering in
de tropen benevens een uiteenzetting van de beginselen van de foto
grammetrie. Verder zijn ze gevuld met zaken betreffende personeel
en materieel waaruit we enigzins een voorstelling krijgen van het
moeilijke herstel van het Indonesisch Kadaster.
D. de Groot
Civiel-landmeter, Amsterdam
Inleiding
De onteigeningen ten behoeve van de wederopbouw op grond van
het nog steeds vigerende K.B. d.d. 7 Mei 1945 nr F 67 en van het
thans vervallen Besluit Wederopbouw II d.d. 24 Mei 1940, omvatten
vaak gedeelten van kadastrale percelen waarvan de onzichtbare ter-
reingrens door middel van een stippellijn (met gekleurde bies) op de
bij de onteigeningsaanzegging behorende tekening is aangegeven. In de
bijbehorende lijst ter omschrijving van de te onteigenen percelen kan
de opgegeven oppervlakte in dat geval slechts als een plus-minus aan
duiding beschouwd wordendaar deze wel nimmer door terrein
metingen doch meestal door globale berekening uit een kaart ge
vonden is.
Bij de toepassing hiervan in de kadastrale registers rijst nu de vraag
welke grens dient te worden aangehouden als nieuwe eigendomsgrens
De officiële „Handleiding tot berekening der onteigeningsvergoe
dingen" door de Centrale Commissie voor de Onteigeningsvergoe
dingen vervaardigd in opdracht van het College van Algemene Com
missarissen voor de Wederopbouw (d.d. 15 April 1947), schrijft op
p. 32 voor, dat de taxateur die twijfelt aan de juistheid van de opge
geven onteigende grootte deze zelf zo goed mogelijk dient vast te
stellen en dat hij moet trachten met de onteigende hieromtrent tot
overeenstemming te komen.
Indien dit niet gelukt en de zaak overigens belangrijk genoeg is, kan
de hulp van het Kadaster worden ingeroepen.
Klaarblijkelijk is hier gedacht aan de onder de benaming „Particu
liere Werkzaamheden" bekend staande taak van de landmeters van het
Kadaster, die thans in het helang van de Wederopbouw als bijzondere
opdracht zou kunnen worden uitgevoerd.
Bij gebrek aan overeenstemming tussen de opgegeven oppervlakte
in de onteigeningsaanzegging en de kadastrale opmeting, zal immers