297 „het perceel of perceelsgedeelte gaat over in de omvang waarin het op de grondtekening is aangegeven" Ook bij de discussie in de Tweede Kamer ter gelegenheid van de behandeling van art. 14 der Onteigeningswet 1851 had de Regering reeds bevestigend geantwoord op de vraag of, zo er enig verschil mocht bestaan tussen de kadastrale leggers en de beschrijving der percelen in de tekeningen en de plans, men zich dan aan laatstgenoemde moest houden 5). W ederopbouw onteigeningen Alvorens de toepassing hiervan op de Wederopbouwonteigeningen te bespreken dienen deze nader te worden omschreven. Hierbij kan voorop gesteld worden dat bovengenoemd K.B. nr F 67 in artikel 13 geen andere beperking kent voor de rechtsgeldigheid dezer onteigeningen dan het publiek belang, terwijl slechts uit de algemene strekking van het besluit kan worden opgemaakt dat dit uitsluitend voor wederopbouwaangelegenheden bedoeld is. De feitelijke beoordeling van de vraag in hoeverre een onteigening ex F 67 buiten de strikte wederopbouwsfeer ligt, is echter aan het oordeel van de rechter onttrokken door het slot van artikel 29, dat geen rechtsvorderingen tegen deze overheidsvoorzieningen toelaat6). De praktijk heeft een onderscheiding gemaakt tussen onteigeningen binnen een ontworpen of vastgesteld wederopbouwplan herbouwplan- onteigeningenen onteigeningen op korte termijn van daarbuiten ge legen percelen, waarvan de verkrijging ter uitvoering van de woning bouwprogramma's 1946, 1947 en 1948 naar het oordeel van Gedepu teerde Staten en het betrokken gemeentebestuur strikt noodzakelijk is gebleken {bouwplanonteigeningen) Deze onderscheiding is overgenomen en verder gedifferentieerd in de aanhangige wederopbouwwetgeving 7). De landmeter nu, wiens hulp in verband met het bovenstaande bij een der genoemde wederopbouwonteigeningen wordt ingeroepen, zal echter veelal geen houvast hebben aan de wijze waarop de onteigenings- grens van gedeeltelijk te onteigenen percelen op de wederopbouwont- eigeningskaart is aangegeven. Weliswaar is hierbij een schaal vermeld doch veelal worden deze kaarten vervaardigd door op een calque van het kadastrale plan een figuratieve grens aan te geven. In het gunstig ste geval is hierbij uitgegaan van een hoekpunt gevormd door een snijding van kadastrale grenzen, doch het verdere verloop beoogt dan slechts het bouwplan te benaderen dat in dit stadium om verschillende redenen vaak nog niet gepreciseerd kan worden. Immers indien het herbouwplan van een beschadigde gemeente, het uitbreidingsplan dan wel het incidentele bouwplan nog niet gedetail- 5) Zie Mr J. H. G. Boissevain „De Wet op de onteigening ten algemenen nutte" 2e dr. 1908 p. 61. 6) Zie „Overzicht van de rechterlijke uitspraken betreffende K.B. nr F 67" door T. C. A. Bölger, tijdschrift „Bouw" d.d. 22 Nov. 1947 nr 47. 7) Zie „Onteigening en herverkaveling t.b.v. de wederopbouw" tijdschrift „Bestuurswetenschappen" d.d. September 1948 door schr. dezes.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 307