ie. dat het gewenst is verschillende onderdelen nog eens flink onder de loupe te nemen, wat niet in één vergadering mogelijk is, 2e. dat de problemen bij de meesten van ons nog niet deugdelijk zijn doorgewerkt, zodat vaak nog maar oppervlakkige opmerkingen ge maakt kunnen worden. Daar de Studiecommissie zelf ook duidelijk te kennen heeft ge geven, dat zij leeft in de overtuiging „niet het volmaakte te hebben kunnen vinden", wil het Bestuur hierbij gaarne aan de Vergadering adviserenLaten wij het Rapport van de Studiecommissie nader be studeren en ons op deze vergadering in eerste instantie bezig houden met de wensen die wij aan de Minister van Justitie en Prof. Meijers willen kenbaar maken. Voor deze wensen heeft het Bestuur thans wel enige richtlijnen aan te geven. Na de besprekingen zou het Bestuur dan gaarne een op dracht van de Algemene Vergadering hebben om een schrijven te richten aan de Minister van Justitie en Prof. Meijers. Het rapport van de studiecommissie wordt dus niet aan hen toegezonden. Zijn we gereed met de formulering van deze wensen, dan kunnen wij na de lezing van de heer Plasman met de-beschouwingen over het rapport aanvangen, zonder daarbij op beslissingen aan te sturen. In het vertrouwen, dat de Vergadering met deze gang van zaken instemt, wil ik nu eerst de richtlijnen aangeven, welke het Bestuur heeft samengesteld Wij stellen ons in de eerste plaats op het standpunt, dat wij ons moeten beperken tot verbeteringen van het negatieve stelsel. De na delige gevolgen, die men in ons lapd van dit stelsel ondervindt, zijn van die aard, dat zij niet motiveren de grote ambtelijke bemoeiingen van een positief stelsel te propageren. Hierbij staan wij dus op het zelfde standpunt als de Staatscommissie 1906 en de Studiecommissie- Hof. Wij stellen dan voor: 1. In het B.W. worde voorgeschreven, dat de onroerende goederen in alle akten van overdracht, enz. worden aangeduid door hun ka dastrale kenmerken. 2. In het B.W. worde voorgeschreven, dat bij overdracht, enz. van onroerende goederen authentieke akten worden opgemaakt. 5. In het B.W. worde vastgelegd de betekenis van de openbare re gisters. 4. Beperking van de onvolledigheid van het negatieve stelsel op de wijze, zoals deze door de Studiecommissie is voorgesteld in het hoofd stuk over „Bijhouding van het Kadaster". 5. Aan de kadastrale grenzen worde wettelijk vermoeden toegekend. 6. Op de voet van art. 36 van het Ontwerp van Wet op de grensrege ling worde de verjaring aan banden gelegd. Puntsgewijze worden de bovengenoemde voorstellen in bespreking gebracht. Met het voorstel, dat wij ons moeten beperken tot verbetering van het negatieve stelsel, wordt door de vergadering ingestemd. 1. Dit voorstel wordt zonder discussie aangenomen. 45

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1948 | | pagina 45