11 laboratorium van Philips gewerkt wordt. Eigenlijk kan dus nu reeds van drie grote reprotechnieken gesproken worden. Daarnaast staat een gebied dat zowel tot het gebied van de typografie als van de reprografie behoort, namelijk dat van de offsetdruk, waar zowel met middelen uit de typografische technieken als met die uit de reprotech nieken wordt gewerkt. Uit de hier aangegeven nuanceringen die natuurlijk elk teruggaan op afzonderlijke wetenschappelijke verworven heden en afzonderlijke practische behoeften blijkt reeds duidelijk hoe volop het gebied van de reprografie zich in staat van ontwikkeling, van verandering dus en van voortgang bevindt. Dit slaat niet op de methoden, op apparaten en materialen, waarvan het natuurlijk even zeer en waarschijnlijk a forteriori geldt, maar op de beginselen, waar van de diepte en de betekenis en waarde nog geenszins vastliggen. Het gehele gebied is in zware en gestadige beweging. Nog met geen mogelijkheid is te voorzien waar in deze principiële ontwikkeling een - rustpunt zal liggen en wanneer gesproken zal kunnen worden van een gestabiliseerde toestand, die fundamenteel is en nog alleen maar evolu tie in de consequenties toelaat. Het gebied der typografie is op dit stuk- al reeds lang in deze status gekomen, dat van de reprografie nog geenszins. De typografie kunnen we zien -als ik hier beeldspraak mag toepassen als een statig voortvloeiende rivier tussen vaste beddingen in, met overal prachtige bevaringsmogelijkheden en perspec tieven naar beide oeverzijden uit. De reprografie daarentegen is een met grote kracht wellende bron, waarvan het water nog alle zijden heenstroomt. Wel hebben zich reeds naar verschillenden zijden heen beekjes gevormd, zeer snelvliedende beekjes, maar het is best mogelijk dat sommige van deze beekjes hier of daar verzanden en uitdrogen en dat nog andere, geheel nieuwe beekjes ontstaan, ook dat twee af zonderlijke beekstroompjes zich op een verder punt samenvoegen tot één wat bredere stroom, maar van een statige en indrukwekkende rivier is nog geen sprake. De bron is zo gezien nog geen oor sprong van een brede stroom, die uit gaat monden in de grote en immense zee van menselijk cultuurgoed. Gezien deze situatie is het duidelijk hoezeer hier concentratie van bepaalde aandacht gevorderd wordt. Niet om beddingen voor som mige stroompjes te gaan graven en daarmee het bronwater gelegen heid te geven in hoofdzaak naar een kant uit te stromen. Dat zou kunstmatig zijn en een ingreep betekenen in het ontwikkelingsproces die onverantwoord is. Nee, de aandacht die hier bedoeld wordt moet eigenlijk zijn die van de landmeter, die immers ook geen beken en rivieren .en wegen en woningen aanlegt, maar die eenvoudig heel precies constateert hoe de geografische situatie op een bepaalde plaats is en deze situatie in een aantal gegevens topografisch vastlegt. Het resultaat van zijn aandacht zal ongetwijfeld kunnen zijn, dat anderen aan de hand van de door hem verworven kennis, rivieren gaan ver- leggen, wegen gaan bijbouwen of tot ruilverkaveling van landerijen en akkers overgaan of iets van dergelijke aard ondernemen, maar hijzelf bepaalt zich - of vergis ik me hier.' tot het constateren van het wat en hoe, tot het logisch niet in feite natuurlijk tot het logisch ordenen en beschrijven van wat hij vermag op te merken.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 13