22
taak van de uitvoerende macht en dat de burgerlijke rechter dus in
competent is hierover instructies of bevelen te geven. Voorzoverre
gedacht mocht zijn aan de lijdelijkheid van de bewaarder bedenke men,
dat dit stokpaardje alleen bereden mag worden op het terrein van de
openbare registers en niet op dat van de kadastrale leggers. Tenslotte
had men wilde men toch dagvaarden niet de bewaarder, maar de
Staat der Nederlanden moeten dagvaarden en voor zover nodig de
bewaarder. Dit doet er nu minder toe. Onze advocaat (blijkbaar bij
gebreke van een icartastraat scheidsgerecht?) liet de deurwaarder de
dagvaarding uitbrengen, kosten rechtens 40.
Wat nu?
Moet men als ambtenaar de dagvaarding naast zich neerleggen en
partijen zonder succes laten procederen? Moet men partijen onder het
oog brengen, dat ze hun recht verspeeld hebben door niet tijdig bij
Gedeputeerde Staten te reclameren (een reclame waarvan het nog
allerminst zeker zou zijn geweest dat ze enig succes zou hebben gehad) J.
Moet men partijen wegsturen met de dooddoener, dat ze eerst maar
in het reine moeten zien te komen over een andere delimitatie? Of
mag men met een breed gebaar partijen meedelen, dat de tenaamstelling
bij het kadaster toch maar een administratieve handeling is zonder
betekenis voor de rechten op het goed?
Nooit.
Ambtenaren van landmeetkundige dienst en administratie vormen
a.h.w. een onderhands scheidsgerecht en dan blijkt bij onderzoek in de
openbare registers dat in de aankomsttitels van de eigenaren, die aan
de delimitatie medewerkten, de twee percelen slechts worden aangeduid
met het kadastrale en met het wijknummer. Er komt dus niet in de
stukken een clausule voor luidende b.v-zoals deze percelen thans
„in gebruik zijn bij verkoper". Dit is van belang. De nadruk zou dan
gelegd zijn op de gebruiksgrens.
We komen dus voor het feit te staan, dat de openbare registers
aangeven, dat de eigenaren recht hebben op de percelen zoals zij staan
aangegeven op de kaart vóór de hermeting, doch dat het kadaster als
resultaat van de hermeting het ene perceel belangrijk vergrootte ten
koste van het andere. Op grond waarvan? De vakterm luidt „door
redres". Gezien de aanwijzing van partijen op het terrein (delimitatie)
kwam de landmeter tot de conclusie, dat de kaart fout was. Hij ver
beterde (redresseerde) deze, maar zorgde niet voor een rectificatie
van de gepubliceerde koopakten. En dit is naar mijn mening niet juist.
Zolang er nog geen hermetingswet is (vgl. rapport „studiecommissie-
„Hof") die aan dergelijke verbeteringen van datgene wat in de open
bare registers van art. 671 B.W. gepubliceerd is, een burgerrechtelijke
sanctie geeft, is redres in dit geval niet toelaatbaar. Zodoende schept
men ingrijpende afwijkingen tussen openbaar register en kadastrale
legger (en plan). Afwijkingen die niet steunen op een titel en alleen
maar gecamoufleerd kunnen worden (zolang er geen wettelijke rege
ling bestaat) door een beroep op het kadaster als fiscaal instituut!
Een juiste oplossing zou zijn geweest, dat partijen vóór de hermeting
(dus gewaarschuwd door de landmeter na de delimitatie) de zaak bij
de notaris in het reine hadden gebracht.