26
Bij overeenkomsten met publiekrechtelijke lichamen waarbij deze
„land" verkrijgen, onderzoekt de Grondkamer alleen de tegenprestatie,
maar zij mag niet nagaan of wellicht het landbouwbelang door het
contract zal worden geschaad (artikel 8).
Artikel 9 draagt aan de hypotheekbewaarder weer op het toezicht
of de vereiste toestemmingen aanwezig zijn alvorens de akten in de
openbare registers over te schrijven. Men heeft het zo willen regelen
dat deze functionaris niet behoeft na te gaan of er sprake is van
„land" of „niet land", door voor te schrijven, dat hij moet weigeren,
tenzij een verklaring van de Grondkamer dan wel van het Prijzen-
bureau wordt overgelegd bij de akte. Hierboven is uiteengezet waarom
bij vruchtgebruik en bij overdrachten om niet deze regeling toch niet
zal kloppen. Omdat hier sprake is van een uitzondering op de algemene
regel van lijdelijkheid en uitzonderingen strikt moeten worden ge
ïnterpreteerd.
Titel III is gewijd aan de openbare veiling van „land". Nodig is een
toestemming van de Grondkamer en een goedkeuring van de veilings-
voorwaarden. Door verwijzing naar de artt. 4, 5 en 6 wordt bereikt,
dat de Grondkamer het landbouwbelang beschermt en de maximum
prijs bepaalt. Volgens artikel 12 gelden deze voorschriften niet bij een
verkoop in het openbaar krachtens wetsbepaling dan wel krachtens
rechterlijk bevel, niet bij executoriale verkoop en ook niet bij veiling
door de hypothecaire crediteur. Wel moet de Grondkamer dan een
prijsvaststelling geven, maar op het beschermen van het landbouw
belang kan zij dan geen invloed uitoefenen.
In een artikel 13 (met liefst 6 leden) vindt men dat de Grond
kamer een beslissing moet nemen als meer dan één gegadigde de
maximum-prijs biedt. Zijn dit allen agrariërs, dan beslist de Grond
kamer over de toewijzing; zijn er ook niet-agrariërs bij, dan wordt
de zaak aan de Minister (van Landbouw) voorgelegd, die dan een
beslissing neemt, waarbij deze overleg pleegt met de Minister belast
met de zaken van de ruimtelijke ordening. Met deze laatste zal worden
bedoeld de Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting, die ook
het Ontwerp mede heeft ondertekend.
Titel IV behelst een aantal bepalingen over het recht van voorrang
van de zittende pachter bij verkoop van het door hem voor 6 of 12 jaar
gepachte land. Opmerking verdient artikel 20, dat nietig verklaart elk
beding waarbij van de bepalingen van deze titel zou worden afgeweken.
Ook de artt. 18 en 19 verdienen de aandacht, omdat niet in alle ge
vallen de pachter zijn recht van voorrang kan geldend maken, b.v. niet
als een publiekrechtelijk lichaam als koper optreedt.
Titel V bevat een aantal voorschriften over de behandeling van de
zaken bij de Grondkamer, over het hoger beroep van beslissingen
van dit lichaam op de Centrale Grondkamer of in bepaalde gevallen
op de Minister.
Een zesde titel bevat straf- en slotbepalingen.
De art. 3 en 8 van het Vervreemdingsbesluit Onroerende Zaken
hebben onzekerheid geschapen, omdat door de jurisprudentie ver
schillende uitspraken zijn gegeven over de draagkracht van deze voor-