28 Literatuuroverzicht veel zal kunnen worden bereikt ter verbetering van slechte verkave ling en het tegengaan van verdere versnippering. Ook de grote macht aan de Grondkamers toe te kennen vindt geen toejuiching, verdere uitholling van het eigendomsrecht wordt gevreesd en een waarschu wing wordt gegeven tegen de ongunstige gevolgen die hieruit zouden kunnen ontstaan, gezien de belangrijke functie die de grondeigendom in de huidige maatschappij nog vervult. In verband met het voorgaande kan nog worden gewezen op een artikel 'vclDs Nieuwe Veldbode van 18 November- 1948, waarin de Rijksconsulent voor Grond- en Pachtzaken Dr. J. E. Muntinga een geval van absurde splitsing tengevolge van vererving mededeelt. 16 deelgerechtigden konden het niet eens worden en splitsten tenslotte een boerderij met 20 ha grond in 16 kavels door het lot toe te delen. De kavels varieerden in grootte van enige tientallen ares tot 1 a 2 ha, terwijl een groot aantal overwegen moest worden gevestigd. De schrij ver zegt dat dit geval met vele andere zou kunnen worden vermeer derd. Indien dit juist ware, zou inderdaad het instellen van een speciaal boeren erf recht met de daaraan verbonden andere bezwaren moeten worden overwogen en dit zou dan wellicht belangrijker invloed kunnen hebben op de verbetering van de verkaveling van landbouw gronden dan door het hier besproken wetsontwerp zal worden bereikt. Het is te verwachten, dat bij de behandeling in de Kamers dit Ontwerp niet zonder meer tot Wet zal worden verheven. Met belang stelling wordt uitgezien naar verdere publicaties over deze aange legenheid. Rotterdam, November 1948 N. J. 1948/518. Rechtbank Leeuwarden 26 Juni 1947. Twee buren hadden ruzie over de steeg die tussen beider huizen liep. Op grond van de inhoud der verschillende koopakten concludeert de Rechtbank, dat de steeg bij het perceel van gedaagde behoort. Immers in alle akten is dit perceel belast met uitweg langs de steeg ten behoeve van het andere perceel, waaruit niet anders kan volgen dan dat de steeg behoort bij het belaste perceel. Volgens een ka dastrale opmeting" echter zou de steeg juist bij het andere perceel behoren, dat als heersend erf optreedt, wat natuurlijk in strijd is met de gevestigde servituten. Verder overweegt de Rechtbank over de opmeting nog het vol gende. „O. dat naar Nederlands recht het kadaster op dit punt geen rechtskracht heeft, terwijl bovendien zowel in de door eiser als door de gedaagden gereproduceerde akten staat vermeld, dat meerdere of mindere grootte dan die in de akten is opgegeven, aan partijen geen rechtsvordering geeft, waaruit volgt dat zij zich bij de feitelijke grootte hebben neergelegd" i948/524. Hof 's Gravenhage 2 Juni 1947. Deze bevestigt een vonnis waarbij een K.B. onverbindend wordt verklaard.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 30