30 Immers partijen hebben niet in de hand de uitspraak van het Prijzen- bureau, dus was hun bedoeling met de overeenkomst dat de transport akte zou worden gepasseerd op een bepaalde datum als de goedkeuring- er was, zo niet dan op een latere datum, alsnog te bepalen. Bovendien heeft gedaagde de tegenpartij op geen enkele wijze in gebreke gesteld en kan dus nu geen beroep meer doen op het verstrijken van de termijn. Na een uitspraak ook nog over andere kwesties die partijen ver deeld houden, beslist de Rechtbank over de koopovereenkomst als volgt. Gedaagde wordt veroordeeld om op een bepaald uur ten kan tore van een aangewezen notaris mede te werken aan het opmaken van de transportakte (dus te tekenen) onder verbeurte van een dwang som van 500.voor elke dag verzuim en tevens om alsdan de koopsom te voldoen. Bovendien als gedaagde wel de akte tekent maar weigert de koopprijs te betalen, zal de overeenkomst ontbonden zijn, op grond van wanprestatie van gedaagde, die dan schadeplichtig zal zijn. Deze schade zal alsdan moeten worden vastgesteld bij staat en vereffend volgens de wet. 1948/677. Rechtbank Amsterdam 18 Mei 1948. Er werd op een verkoop van onroerend goed 200.registratie recht bijgevorderd en 1000.boete wegens opgave van een te lage koopprijs, benevens de gemaakte en nog te maken kosten waarvoor door de betrokken Registratie-inspecteur waardering werd aangezegd.. Een van de verweren van gedaagde was, dat de overeenkomst in 1042 was gesloten en Joods bezit betrof en dat dus de overeenkomst nietig was en er dus voor een gerechtelijke waardering geen aan leiding zou zijn. De Rechtbank verklaart zich onbevoegd om de nie tigheid van de overeenkomst uit te spreken, omdat deze materie wordt beheerst door het Besluit E 100 en dus tot de competentie van de Raad voor het Rechtsherstel behoort. Zodat dus de inspecteur in het gelijk wordt gesteld en de Rechtbank drie deskundigen aanwijst voor het geval partijen binnen 14 dagen terzake niet tot overeenstemming kunnen komen. 1948/378. Hof 's-Gravenhage 2 Juni 1947. Iemand kocht in Maart 1944 onroerend goed, betaalde bij het slui ten van de overeenkomst 2500.en zou de rest bij het passeren van de transportakte betalen. Koper had steeds gezegd dat hij geen Jodengoed wilde kopen en de makelaar-verkoper verzekerde hem dat hij het goed van een niet-Jood had gekocht. In werkelijkheid was het goed wel Joods bezit en zo kwam de zaak voor de Rechtbank, waar de koper teruggave van zijn 2500.vroeg, omdat de overeenkomst moest worden vernietigd wegens dwaling in de zelfstandigheid der zaak en wegens bedrog van de verkoper. De Rechtbank ontzegde echter de eis o.m. opmerkende dat eiser zich op zeer eenvoudige wijze zelf op de hoogte had kunnen stellen of hier al dan niet sprake van Joods bezit was. Nu hij dit naliet en afging op een bewering van zijn verkoper, moest hij het risico maar dragen. Bij het Hof echter vond hij meer oor voor zijn klacht. Dit college-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 32