DeKgeber^t"b SleenholèncjebergIe j \L 33 figuren 2 en 3 tonen resp. een compleet en overcompleet ver- zakkingsvlak. De horizontale component van de beweging. Verricht men boven een ontginningsveld aan de oppervlakte waarnemingen, daarbij uit gaande van ongestoorde punten buiten het ontginningsveld, dan con stateert men loodrecht boven het ontginningsveld verkorting der punts- afstanden en aan weerszijden van het ontginningsveld verlenging der puntsafstanden. In het eerste geval (dus voor de punten 3 t/m 9 in fig. 4) is dus sprake van druk, in het tweede geval (dus van punt I tot Verzak kmgskromme Fig. 3- punt 5 en van punt 9 tot punt 13) van trek. De punten 2, 3, 4 en 3 zijn teikens meer naar het middelpunt (punt 7) van het bewegingsveld toegeschoven dan het voorgaande punt. De verschuiving is het grootst in de punten 5 en 9, waar trek en druk in elkaar overgaan. Het middel punt van .het bewegingsveld (punt 7) blijft in rust. 0 t\ 2 3 \4 V /a 14 Kolenlaag afbouw Fig. 4. De verlengingen der afstanden 1-2, 2-3 enz. zijn in fig. 4 t.o.v. de waarnemingslijn als ordinaten naar boven, de verkortingen der afstan- den 5-6, enz. als ordinaten naar beneden getekend. De punten 1 en 13 zijn in rust gebleven, d.w.z. dat de som van de afstandsverlengingen gelijk is aan de som van de afstandsverkortingen. Ook voor de verschuiving kan de ontwikkeling van het bewegings beeld bij geleidelijke vergroting van het ontginningsoppervlak worden nagegaan. Bij een grenshoek van 450 is het inwerkingsbereik gelijk aan def ontginningsdiepte.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 37