34 Zoals gezegd ontstaat loodrecht boven het ontginningsveld druk en aan weerszijden buiten het ontginningsveld trek. Is in fig. 5 de door snede van het ontkoolde veld GB h, dan zal tussen F en D reeds de maximale trekwerking worden uitgeoefend, daar afbouw tussen A en G geen inwerking meer zal uitoefenen op de aardoppervlakte tussen F en D. Na de ontginning van GB zal tussen de punten E en P aan de aardoppervlakte de grootst mogelijke trekwerking ontstaan, daar ont ginning tussen B en H geen inwerking meer kan uitoefenen op de aardoppervlakte tussen E en P terwijl ontkoling van G naar A enkel de trekzöne zal verplaatsen. Hieruit volgt dus, dat de grootst moge lijke trekwerking buiten het ontginningsgebied aan de oppervlakte C E P F D aardop|5^rvlakte H B Q A Fig. 5- wordt uitgeoefend bij ontkoling van een laaggedeelte met een door snede van GB h. Daar de totale verlenging practisch gelijk is aan de totale verkorting, kan worden vastgesteld, dat de grootste totale horizontale verschuiving van de aardoppervlakte in ons mijndistrict reeds wordt bereikt bij ontkoling van een laaggedeelte met een door snede gelijk aan de diepte van de ontginning onder maaiveld. Wel moet in het oog worden gehouden, dat er een zekere tijd verlopen moet na het bereiken van een bepaalde uitgestrektheid van het ontginningsveld vooraleer deze ontginning zijn volle werking heeft uitgeoefend. Uit het voorgaande volgt de volgende regel De doorsnede van het minimale ontginningsoppervlak van maximale horizontale verschuiving i/2 X de doorsnede van het minimale ontginningsoppervlak van maximale zakking. Ook hier kunnen we spreken van een incompleet een compleet en een overcompleet ver- schuivingsvlak. Het bewegingsbeeld is echter veel gecompliceerder dan hierboven is aangenomen. Het kan worden gestoord door breuken in de ge steenten, die zich vooral vormen bij geringe dikte van het dekterrein. In de loop der jaren heeft men langs verschillende wegen getracht de bewegingsfiguur in haar onderdelen mathematisch af te leiden. Hierna volgt een uiteenzetting van de breukhoekberekening bij horizontale afzetting der lagen. In fig. 30 is D het volgens hoogte en ligging bepaalde doorgangspunt van het breukvlak, DE een horizontale lijn op een hoogte boven het projectievlak en rechthoekig op het werkfront FF', l en de bekende dikten van de tussenliggende ge steentesoorten, BCD de snijlijn van het in C gebroken breukvlak met het verticale vlak ABDE en x en y de gezochte breukhoeken. Verder

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 38