44
Over punt A 3 acht de voorzitter een uitgebreide discussie niet
gewenst.
De heer J. de Ruiter vindt het gewenst dat enige richtlijnen worden
gegeven voor een uniform model.
De heer Berendsen wil een normaalblad doen samenstellen.
De heer H. C. Hartman is van mening, dat het aantal modellen tot
een minimum beperkt moet blijven.
De heer CG. Daleboudt stelt als eis, dat voor ieder duidelijk is
wat het grenspunt is.
De heer Steenbergen wijst op het grote belang van deugdelijke
grensstenen.
De voorzitter stelt B 1, 2, 3 en 4 aan de orde.
De heer Rietsema merkt op dat in vele acten de uitdrukking voor
komt: „zoals ter plaatse is afgepaald". Als de landmeter voor de op
meting op het perceel komt, dienen de stenen er te staan. Levert het
Rijk deze stenen, dan zullen de particulieren niet zelf de stenen plaat
sen doch wachten tot de landmeter komt. Indien de stenen geplaatst
zijn, weet de landmeter dat zij de grens aanduiden. Moet de landmeter
de stenen plaatsen, dan moet er eerst over gepraat worden waar deze
geplaatst moeten worden. Een ander bezwaar ziet spr. in de plaatsing
van de stenen bij ver afgelegen posten.
De heer Govers constateert dat het Bestuur verder gaat dan de af
deling Breda, die zich bepaalde tot plaatsing van gratis stenen bij
hermetingen. Hij ziet enige bezwaren tegen uniforme afpaling bij de
bijhoudingsdienst. Dit moet niet het uitgangspunt van de afdeling
Breda in gevaar brengen.
De heer Van Aggelen acht het inschakelen van het notariaat de aan
gewezen weg, die in Assen reeds bewandeld wordt. De notarissen wer
ken goed mee. De grensstenen liggen vaak achter hun huis. Het
verlenen van een krediet aan de hoofden van bureau voor aanschaf
fing van uniforme grensstenen zou een stap in de goede richting zijn.
De voorzitter legt de nadruk op het woord „kunnen" in B 3. Hoofd
zaak is het beschikbaar stellen van de stenen en een intensieve pro
paganda voor de uniforme grenssteen. Ook andere methoden dan in
de toelichting in ons Orgaan zijn geopperd, zijn denkbaar, zoals de
methode die te Assen wordt gevolgd. Laten wij niet te veel over de
methoden discussiëren. De vergadering gaat accoord met B 1 en met
B 2, 3 en 4 met de erkenning van de mogelijkheid van een andere wijze
van uitvoering.
De voorzitter stelt aan de orde onderdeel C.
De heer Rietsema merkt op dat de stenen geplaatst in een gebied
dat bestemd is voor stadsuitbreiding, veelal zoek zullen raken door het
opbrengen van grond en is tegen van Rijkswege verstrekking van
stenen.
De voorzitter merkt op dat in de Toelichting ook naar voren is ge
bracht dat men niet overal een steen kan plaatsen.
Onderdeel C wordt aangenomen.
Na een korte pauze nodigt de voorzitter de Heer W. F. Stoorvogel,