46 kadaster wil komen. Wil hij zijn doel bereiken langs fotogrammetri- sche weg? Zo niet, dan dient er toch gemeten te worden. De heer Stoorvogel constateert dat Prof. Tienstra verder is gegaan dan het onderwerp dat spr. behandelde en zich heeft uitgesproken voor meer rationele werkwijzen. Ook op dit punt heeft spr. onderzoekingen gedaan en wil daar gaarne iets van mededelen. De berekening van de prestatiecijfers is aan deze vergadering bekend. Deze berekening is opgezet om inzicht te krijgen. De prestatiecijfers lopen sterk uiteen. Dit is grotendeels een gevolg van de verschillende aard der gebieden. Vele factoren maken de interpretatie van de productiecijfers moeilijk. Wel blijkt uit de prestatiecijfers, dat de ene landmeter meer tijd be steedt aan hetzelfde werk dan de andere. Het is van groot belang het werk zo rationeel mogelijk in te richten en rekening te houden met de waarde van de op te meten percelen. Het is niet steeds nodig het restperceel geheel op te meten en te berekenen. Vooral in diluviaal gebied met vage grenzen vraagt dit veel extra werk. Er dient naar gestreefd te worden tijd vrij te maken voor hermetingswerk. Naar aan leiding van de opmerking van de heer O. JJonas merkt spr. op dat wanneer het doel slechts is een goede kaart te maken, dit tot bezuini ging bij de opmeting kan leiden. Ook de fotogrammetrie kan in som mige gebieden kosten- en tijdsbesparing geven. Men dient te besef fen dat één velduur van een landmeter 10.en van een technisch- ambtenaar ie klasse 7.50 kost (inclusief reis- en verblijfkosten en kosten van de meetarbeiders). Rationele arbeid is geboden ook om de uitgaven van de schatkist te/beperken. Prof. Tienstra zet naar aanleiding van de opmerking van de heer O. J. Jonas uiteen wat hij bedoelt met grafische methoden. Heeft men een kaart, b.v. op schaal van 1 250 dan kan men op die kaart de grootteberekening verrichten en het verzamelen van gegevens voor grensuitzettingen is dan veelal eenvoudig. Bij hermeting dient men zich de indeling in de drie gebieden die de H.T.W. aangeeft, voor ogen te houden. In het derde-klasse-gebied kunnen de nauwkeurigheids- eisen van de meetkundige grondslagen geringer zijn dan in de gebieden van de ie en 2e klasse. Soberheid betrachten is de grote kunst bij het meten. De heer Daleboudt vraagt zich af of het wenselijk is gebieden die in de naaste toekomst in aanmerking komen voor uitbreidingsplan nen of lintbebouwing, tijdig te voorzien van een meetkundige grondslag. De heer Stoorvogel is van mening, dat deze gebieden tijdig hermeten moeten worden en dat de kaarten daarvan op groter schaal moeten worden gebracht. Ook voor de planoloog is dit van belang. Een slecht voorbeeld is de kadastrale kaart van de dichtbebouwde fabrieksstad Helmond, die op schaal 1 2500 is gebleven. Die kaart had tijdig her meten moeten worden. Prof. Roelofs heeft te Scheveningen op het Internationale Congres voor Fotogrammetrie opgemerkt dat in toenemende mate gebruik wordt gemaakt van de fotogrammetrie voor dé herziening van de plans. Dit was bijvoorbeeld het geval in Portugal en Frankrijk. Spr.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 50