Bij de instelling van de studierichting voor geo detisch ingenieur aan de Technische Hogeschool1) Gaarne voldoe ik aan het verzoek van de Redactie om in dit tijd schrift enkele woorden te wijden aan de instelling van de studierichting voor geodetisch ingenieur. De eerste gewaarwording hij het vernemen van de gebeurtenis, dat de wijziging in kwestie van de Wet op het Hoger Onderwijs is aanvaard, is een gevoel van dankbare tevredenheid. Tevredenheid, omdat deze aanvaarding de formele bevestiging inhoudt van het vermoeden, dat'de vele autoriteiten die bij de voorbereiding hun oordeel hadden te geven, met wehmllendheid de voorstellen tegemoet zijn getreden. Het kan welhaast niet anders of deze welwillendheid moet voortgekomen zijn uit een zekere waardering van het nut en de betekenis van de landmeet kunde en uit een vertrouwen in de beoefenaren. Vele tientallen van jaren heeft het geduurd eer bij ons de landmeet kunde tot het tegenwoordige peil was gestegen, en een groot aantal generaties van landmeters hebben hun aandeel bijgedragen tot het Vooruitbrengen van hun vak. Mensenlevens vol van noeste ijver cn toegewijde inspanning waren nodig 'om de landmeetkunde de plaats te geven die zij thans inneemt. Namen te noemen is thans hier niet van belang. Men kent ze, deze mensen, die bescheiden deden wat hun hand vond te doen, gedreven door de liefde tot hun vak en hun behoefte de Maatschappij te dienen naar hun beste weten. Ziehier waarom ik meen, dat het genomen besluit reden tot dankbaarheid geeft: het is een erkenning. Br is echter meer nodig dan toewijding alleen om tot erkenning te geraken. De dingen waarop deze zich richt moeten ook een plaats vin den in de levende mensengemeenschap en daardoor worden aanvaard. Blijkbaar was aan deze voorwaarde hier voldaan. Het schijnt dat in detegenwoordige langzamerhand steeds meer gecompliceerd geworden Maatschappij ook een stijgende behoefte is~geweest aan het ordenende en preciese, wat een kenmerk is van het landmeetkundige werk. De opkomst en de ontwikkeling van de fotogrammetrie hebben ongetwij feld ook belangrijk bijgedragen tot het aanzien en de betekenis van het vak. Er komt nu een tijd waarin zal moeten blijken, dat de genomen be slissing juist is geweest. Dit aan te tonen zal de taak zijn vooral van de jongeren onder de tegenwoordige landmeters en ook nog van de komen de nieuwe generatie. Voortbouwend op de beste tradities van hel vak zullen zij, enerzijds gesteund, door een bredere voorbereiding en een harmonischer ontwikkeling van karakter en intellect, anderzijds in het diepe besef van de grote verantwoordelijkheden van de gestudeerde mens, de vruchten van wetenschappelijk denken en onderzoek in prac- tische vormen moeten dienstbaar maken aan de vervulling van de maatschappelijke behoeften, beter en rationeler dan dit tot nu toe het geval kon zijn. J. M. Tienstra. 1) Zie blz. 54.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1949 | | pagina 5