74
goeding van 100.per ha (in de vorm van grond) voor het in
zaaien dat de kosten voor het omzetten van bouwland in weiland
thans veel hoger zijn dan too.-per ha.
Bij haar beslissing wijzigt de rechtbank (Rbk) de algemene bepaling
nr. 5 (zie reclame nr. 4) van het plan van ruilverkaveling in dier voege
dat hieraan wordt toegevoegd de zin„De afgaande en opkomende
eigenaar resp. gebruiker zijn verplicht elkander over en weer met al
datgene te gerieven, wat vereist wordt om het betrekken en verlaten
van het land gemakkelijker te maken, onder meer in dier voege, dat de
opkomende eigenaar resp. gebruiker aan de afgaande vergoedt alle
kosten, die deze wegens het bemesten, bewerken, inzaaien etc. tijdens
het lopende jaar heeft gemaakt". De overige bezwaren wijst zij af.
Bij haar overwegingen gaat de Rbk op grond van het door partijen
schriftelijk en mondeling te berde gebrachte na, op welke wijze tot
ruilverkaveling werd besloten en op welke wijze de Rijkswaterstaat de
beschikking kreeg over de voor de autobaan nodige grond.
Daarna stelt zij vast dat op deze ruilverkaveling (r.v.k.) de Ruil-
verkavelingswet 1938, zoals deze op 20 Mei 1938 is vastgesteld, van
toepassing is (Besluit Secr.-Gen. van Landbouw en Visserij d.d. 19
September 1941 nr. 9536), dus niet de in Juli 1941 gewijzigde wet 1938.
De Rbk zet uiteen, hoe ver de haar bij art. 80 verleende bevoegd
heid strekt. Daartoe behoort ook het op hun formele en materiële
rechtmatigheid toetsen van alle aan het r.v.k.-plan voorafgaande
r.v.k.-verrichtingen, voorzover de wet naar letter en strekking deze
bevoegdheid niet aan de Rbk heeft onttrokken. De Rbk mag het r.v.k.-
plan wijzigen doch niets opnemen wat daarin naar de omschrijving van
de artt. 71 en 72 niet behoort; evenmin mag zij de kavelindeling wij
zigen (art. 80 lid 5).
Aangaande reclame nr. 1 zegt de Rbk in haar overwegingen, dat de
wet die door art. 37 geëist wordt, is een wet in formele zin, die in
wezen een bestuursdaad is.
Het (i.e. die wet vervangende) Besluit van de Secr.-Gen. van het
Departement van Landbouw en Visserij d.d. 19 September 1941 nr.
9357, waarbij op grond van art. 37 tot deze r.v.k. is besloten, is niet
een bzzzttmgsregeling maar een bzzzttmgsb eslissing (art. 2 K.B.
nr. E. 93).
De Rbk mag echter het Besluit niet toetsen aan art. 37, dit is aan
de vraag of het algemeen belang de totstandkoming van de r.v.k. zeer
dringend vorderde, want het geldt hier niet een vraag van rechtmatig
heid maar van beleidde Secr.-Gen. heeft de grenzen van zijn be
voegdheid niet overschreden.
Ook al moge het Besluit tot r.v.k. als bezettingsbeslissing ingevolge
art. 22 K.B. nr. E 93 slechts voorlopig in stand zijn gebleven, de Rbk
moet het behandelen als een volledig besluit.
2. Letterlijke interpretatie van art. 73 lid 2 schijnt er op te wijzen
dat tervisielegging gedurende 14 dagen in iedere gemeente waarin
het blok is gelegen moet plaats hebben. De woorden verbieden echter
niet het voorschrift aldus op te vatten, dat het plan op iedere secretarie
ter inzage moet liggen en de gezamenlijke duur van de tervisieligging